IT-Jurisprudentieblog | December 2023

Het spanningsveld tussen IT en recht is en blijft volop in ontwikkeling. We zien veel nieuwe technologieën, innovatieve bedrijfsmodellen en daarop van toepassing zijnde (nieuwe) wet- en regelgeving voorbijkomen. Door jurisprudentie hierover leren we veel over hoe het IT-recht uiteindelijk wordt toegepast. In deze blog zetten we diverse uitspraken van de maand december op een rij.


IT-beheerder heeft algemene voorwaarden niet goed ter hand gesteld

In deze zaak heeft eiser een IT-beheerder ingehuurd om te helpen met het inrichten van diens IT-landschap. Zo zou de IT-beheerder een Microsoft omgeving opzetten, de e-mail voor de klant inrichten en back-ups van de e-mail maken. Ook heeft de eiser bij de IT-beheerder onderhoudsabonnementen afgenomen voor de laptops van zijn werknemers. Bij het migreren van de e-mail van Google naar Microsoft ontstonden echter problemen. De eiser stelt uiteindelijk de IT-beheerder in verzuim, ontbindt de overeenkomst en sommeert de IT-beheerder een schadevergoeding te betalen. Daarop volgde deze rechtszaak.

De algemene voorwaarden van de IT-beheerder
De eiser in deze zaak is met de IT-beheerder een overeenkomst van opdracht aangegaan. Deze overeenkomst is in beginsel ten alle tijde opzegbaar tenzij anders is overeengekomen door de partijen. De IT-beheerder heeft aangegeven dat zijn leveringsvoorwaarden van toepassing zijn, omdat de hij de voorwaarden bij het tekenen van de overeenkomst ter hand heeft gesteld. Onderaan de overeenkomst, die online zichtbaar was in het programma SignRequest, is namelijk een regel opgenomen waaruit blijkt dat de leveringsvoorwaarden van de IT-beheerder onderdeel uitmaken van de overeenkomst. In deze leveringsvoorwaarden wordt aangegeven dat de overeenkomst niet tussentijds opzegbaar is. De eiser heeft de leveringsvoorwaarden volgens de rechter geaccepteerd.

Redelijke mogelijkheid tot kennisneming van de algemene voorwaarden
Algemene voorwaarden moeten aan de wederpartij ter hand gesteld worden en de wederpartij moet een redelijke mogelijkheid krijgen om kennis te nemen van deze algemene voorwaarden. Hierin faalde de IT-beheerder omdat hij niet voldoende kon onderbouwen of de eiser een redelijke mogelijkheid heeft gekregen om van de ter hand gestelde leveringsvoorwaarden kennis te nemen. De voorwaarden werden namelijk door middel van een doorverwijzing in SignRequest naar de website van de IT-beheerder ter hand gesteld. Naar het oordeel van de rechter heeft eiser hiermee geen redelijke mogelijkheid gehad om kennis te nemen van de leveringsvoorwaarden, waardoor de voorwaarden van de IT-beheerder vernietigbaar waren. Hierdoor kon de overeenkomst tussentijds worden opgezegd. 

Hoe had eiser wel een redelijke mogelijkheid gekregen tot kennisneming?
Het is dus niet voldoende om in een programma als SignRequest, waar de overeenkomst getekend wordt, met een link naar de website met leveringsvoorwaarden te verwijzen. De IT-beheerder heeft de leveringsvoorwaarden dan wel ter hand gesteld, maar de eiser heeft hierdoor niet een redelijke mogelijkheid gekregen om van de voorwaarden kennis te nemen. Hierdoor kan de eiser de algemene voorwaarden vernietigen. Bij het aangaan van een overeenkomst is het dus aan te raden om de algemene voorwaarden alvorens het moment dat er getekend moet worden aan de wederpartij als PDF mee te sturen. Hierdoor kan de wederpartij altijd de algemene voorwaarden raadplegen waardoor de wederpartij wel een redelijke mogelijkheid krijgt geboden om kennis te nemen van de algemene voorwaarden.

Conclusie
Doordat de eiser niet genoeg in de gelegenheid is gesteld om kennis te nemen van de leveringsvoorwaarden, zijn de bepalingen in de leveringsvoorwaarden van de IT-beheerder vernietigbaar volgens artikel 6:233 onder a Burgerlijk Wetboek (hierna: “BW”).  Hierdoor wordt er teruggevallen op artikel 7:408 BW waardoor de overeenkomst wel tussentijds opzegbaar is en daar heeft de eiser gebruik van gemaakt. De IT-beheerder is door de voorzieningenrechter veroordeeld om een schadevergoeding te betalen en alle gegevens van de eiser, inclusief de licenties van Microsoft, over te dragen aan de eiser.


Schade bij oplichting kan niet verhaald worden op cryptoplatform

Het is niet mogelijk om vermogensschade te verhalen op een cryptoplatform als deze schade afkomstig is van oplichting door een andere partij. In deze zaak heeft eiser een account geopend op het cryptoplatform Coinbase. Eiser heeft dit account opgezet onder begeleiding van iemand die hij op het internet heeft gevonden. Eiser heeft met deze persoon, die later de oplichter bleek te zijn, veel telefonisch contact gehad. De oplichter heeft voor eiser een cryptowallet aangemaakt en liet vervolgens eiser Bitcoins kopen via Coinbase. De gekochte Bitcoins werden daarna doorgestuurd naar een cryptowallet van de oplichter. Vervolgens is eiser meerdere keren benaderd door de oplichter om grote geldbedragen over te maken aan de oplichter. De redenen hiervoor waren dat er vermeende onderzoeken waren ingesteld tegen de eiser en dat hij zijn onschuld moest bewijzen door de geldbedragen over te dragen aan de oplichter. Eiser heeft uiteindelijk meer dan een half miljoen aan de oplichter betaald.

Geen onrechtmatig handelen door geen registratie
Eiser stelt dat Coinbase onrechtmatig heeft gehandeld. Allereerst geeft eiser aan dat Coinbase niet geregistreerd is. Een cryptoplatform moet namelijk beschikken over een registratie als genoemd in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: “Wwft”). Eiser geeft aan dat wanneer hij op de website had gezien dat Coinbase niet over deze registratie beschikte, dat hij dan niet een account op Coinbase had aangemaakt. De rechtbank gaat hier niet in mee en geeft aan dat registratie niet is bedoeld om mensen tegen fraude te beschermen. De rechter stelt daarnaast dat eiser allesbehalve kritisch heeft gekeken bij het aanmaken van een Coinbase account en volledig afgegaan is op de mededelingen en misleidingen van de oplichter.

Schending van informatieverplichtingen?
Naast het feit dat Coinbase niet geregistreerd was, geeft eiser aan dat Coinbase niet voldaan heeft aan de informatieplicht die uit de dienstenrichtlijn komt. Volgens de dienstenrichtlijn zou Coinbase een vergunning moeten hebben en als informatieverplichting de eiser hadden moeten voorzien van de adresgegevens van Coinbase. De rechter geeft aan dat de in de Wwft opgenomen registratieplicht niet geldt als een vergunningstelsel in de zin van artikel 6:230a onder h BW. Hierdoor hoefde Coinbase niet aan deze informatieplicht te voldoen.

Verder stelt eiser dat Coinbase eiser op de hoogte had moeten stellen vanwege diens zorgplicht in algemene zin. Coinbase maakt van iedere klant een fraudeprofiel en heeft een fraudemonitoringssysteem om frauduleuze transacties uit te lichten. Eiser is, ongeacht diens leeftijd, aangemerkt als een laag-risico klant. De informatie van eiser waar Coinbase beschikking over had, gaf namelijk geen aanleiding tot een hoog risico. Het fraudemonitoringsysteem heeft de eiser wel meerdere keren gemaild over vermeende frauduleuze transacties. Eiser heeft vervolgens zijn identiteit laten bevestigen om de transacties door te laten gaan. Volgens de rechter heeft Coinbase hierom voldaan aan diens zorgplicht en is eiser voldoende geïnformeerd geweest. Doordat er geen sprake is van een onrechtmatige daad vanwege de schending van de zorgplichten van Coinbase, worden de vorderingen van eiser door de rechter afgewezen.



Beantwoording door de Advocaat-Generaal over de “bestelknop” vragen

Advocaat-Generaal (hierna: “AG”) Drijber heeft in een tweetal zaken twee prejudiciële vragen over de bestelknop beantwoord die aan de Hoge Raad zijn gesteld. Wanneer voldoet een bestelknop aan de wettelijke informatieplicht vereisten? En wanneer dit niet het geval is, welke rechtsgevolgen moeten hieraan worden verbonden?

Het Fuhrmann arrest
In het verleden hebben wij al eens een blog geschreven over de voorwaarden van de tekst op de bestelknop. De bestelknop is de laatste knop voordat een klant een product of dienst bestelt in een webshop. Hierover heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: “het Hof”) al een uitspraak gedaan, genaamd het Fuhrmann arrest. In deze uitspraak werd duidelijk gemaakt dat de context van het bestelproces niet meegenomen mag worden en dat er allen mag worden gekeken naar de tekst op de bestelknop zelf. Teksten die verwijzen naar de bestelknop of om de bestelknop heen staan hebben hierom geen invloed op de vraag of de bestelknop aan de informatieplichten voldoet. 

Nederlandse rechtszaken over de bestelknop
Naar aanleiding van dit arrest zijn een aantal zaken aangespannen over de vraag of bepaalde bestelknoppen voldoen aan de wettelijke vereisten. De kantonrechter in Rotterdam heeft in twee rechtszaken prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Deze zaken gaan over de bestelknop van Bol.com en van een onderwijsgroep. In beide zaken wordt eerst de vraag gesteld of de gebruikte bestelknop voldoet aan het bepaalde in artikel 6:230v lid 3 BW, namelijk of de formulering ondubbelzinnig en op een duidelijke manier is beschreven. Vervolgens wordt de vraag gesteld of de overeenkomst bij een onjuiste formulering vernietigd moet worden, en zo ja of dit geheel of gedeeltelijk vernietigbaar is. De AG heeft over beide zaken een advies gegeven over hoe de vragen in de zaken moeten worden beantwoord.

Advies van de AG in de Bol.com zaak
De eerste prejudiciële vraag in de zaak over de bestelknop van Bol.com gaat over of de tekst “bestelling plaatsen” aan de juiste manier van formulering voldoet. De AG geeft in zijn advies aan dat de beantwoording gebaseerd moet worden op het Fuhrmann arrest. Uit deze uitspraak volgt ook dat er gekeken moet worden of de tekst op de knop ondubbelzinnig is en een verband oproept voor een betalingsverplichting tussen de klant en de handelaar. De AG geeft verder aan dat er gekeken moet worden naar het spraakgebruik van de gemiddelde consument. Wanneer de gemiddelde consument een verband legt tussen het plaatsen van een online bestelling en de verplichting om een bedrag te betalen, dan is de tekst op de bestelknop afdoende. De tekst “bestelling plaatsen” is volgens de AG wel een tekst die op een bestelknop geplaatst kan worden. 

De tweede prejudiciële vraag in deze zaak gaat over wat de rechtsgevolgen moeten zijn wanneer de bestelknop niet voldoet aan de wettelijke informatieplicht. Doordat de bestelknop niet ondubbelzinnig en op een duidelijke manier beschreven is, wordt de overeenkomst volgens artikel 6:230v lid 3 BW als vernietigbaar gezien. Volgens de AG gaat het hier om een volledige vernietiging van de overeenkomst. Een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst, waarbij de prijs verminderd wordt, kan nadelig uitpakken voor de consument. De consument blijft immers gebonden aan de overeenkomst en de prijsvermindering kan nadelig zijn voor de website-eigenaar. De AG geeft aan dat het niet maatschappelijk wenselijk zou zijn als consumenten de overeenkomst achteraf kunnen vernietigen terwijl ze wel hun product hebben ontvangen, zonder dat er betaald is.

Advies van de AG in de onderwijsgroep zaak
In de zaak over de onderwijsgroep, biedt de onderwijsgroep een opleiding aan die online besteld kan worden. Dit kan middels de knop “schrijf je nu in”. De kantonrechter heeft, in tegenstelling tot de vorige zaak, zelf besloten dat deze bestelknop niet voldoet aan de wettelijke informatieplichten. 

Vervolgens stelde de kantonrechter de prejudiciële vraag of de overeenkomst in zijn geheel of gedeeltelijk vernietigd moet worden. De AG geeft in zijn advies ook hier aan dat een gedeeltelijke vernietiging niet wenselijk is. De dienst is in deze zaak namelijk niet meer terug te geven omdat het hier om een genoten opleiding gaat. Hierdoor kan de onderwijsgroep recht hebben op een waardevergoeding van de consument. De rechter zal echter per geval moeten bekijken of een handelaar, zoals de onderwijsgroep, recht heeft op een waardevergoeding van de consument.

De Hoge Raad is aan zet
Het is nog onduidelijk wanneer de Hoge Raad uitspraak zal doen over de twee prejudiciële vragen die gesteld zijn door de kantonrechter van Rotterdam. Het advies van de AG is een onafhankelijk advies. De Hoge Raad is vrij om te beslissen om het advies op te volgen. 

Terug naar overzicht