Als softwareontwikkelaar loop je er vaak tegenaan. Na het opleveren van de software begint de discussie aan wie het intellectueel eigendomsrecht toebehoort. De opdrachtgever is van mening dat de software onder zijn leiding is vervaardigd en dus het intellectueel eigendom bij hem rust. De softwareontwikkelaar ziet dat anders. Hij heeft immers de code geschreven en het daadwerkelijke werk verricht. Voor beide standpunten is wel wat te zeggen, maar aan wie komt nu het auteursrecht op de ontwikkelde software toe?
In mijn vorige blog werd al duidelijk wanneer software wordt beschermd onder het auteursrecht. Om voor de bescherming onder het auteursrecht in aanmerking te komen zijn geen formele eisen, zoals registratie, vereist. De auteurswet maakt echter wel onderscheid tussen de verschillende rechthebbenden van een werk. Vaak komt het auteursrecht aan de maker toe, maar niet altijd. In dit artikel wordt kort ingegaan op de vraag aan wie het auteursrecht toekomt.
In principe komt het auteursrecht aan de maker van het werk toe. Hij is namelijk degene die de persoonlijke keuzes bij het creëren van het werk maakt. Wat een belangrijk criterium is voor auteursrecht. Er kan ook sprake zijn van meerdere makers, iets wat bij het maken van software vaak voorkomt. Bij samengestelde werken of gemeenschappelijk auteursrecht komt het werk vaak door meerdere makers tot stand. Bij een samengesteld werk wordt het werk als eenheid gepresenteerd, maar bestaat het werk uit meerdere afzonderlijke werken (denk bijvoorbeeld aan een tijdschrift).
Indien het samengestelde werk te splitsen is in werken van verschillende makers, dan geldt voor elk onderdeel dat het auteursrecht aan de betreffende maker toekomt. Het samengestelde werk kan echter ook beschermd worden, mits de verzameling onder toezicht en leiding van de ‘verzamelaar’ tot stand is gekomen. De rechten van de afzonderlijke makers blijven echter van kracht, waardoor de ‘verzamelaar’ niet zonder hun toestemming het samengestelde werk mag exploiteren.
Bij gemeenschappelijk auteursrecht zijn er eveneens meerdere makers van een werk te onderscheiden, maar zijn de afzonderlijke onderdelen niet meer als zodanig te onderscheiden. Daarbij moet sprake zijn van een zodanige samenwerking dat ieders afzonderlijke bijdrage niet meer te scheiden is. In dat geval komt het auteursrecht toe aan alle makers gezamenlijk. Dit komt bijvoorbeeld voor bij een groep kunstenaars die gezamenlijk een kunstwerk creëren.
Voor de maker die in dienst is van een bedrijf geldt een ander regime dan hierboven beschreven. De Auteurswet bepaalt dat werken die door een werknemer, die een arbeidsovereenkomst heeft met zijn werkgever, zijn gemaakt toekomen aan de werkgever. Het maken van het werk moet wel binnen zijn normale activiteiten liggen. Een portier die tijdens werktijd een schilderij maakt, blijft auteursrechthebbende van het schilderij. Geeft de baas echter opdracht tot het maken van een schilderij, dan komen de rechten weer toe aan de werkgever. Aan de andere kant, als de programmeur uit eigen beweging een tool programmeert die het werk ondersteund, dan komt het auteursrecht al snel toe aan de werkgever.
Het fictief auteursrecht houdt in: een werk dat tot stand komt naar ontwerp van een ander en onder diens toezicht en leiding. In dat geval wordt de leider of toezichthouder als maker van het werk aangemerkt. Bij de ontwikkeling van software komt dit echter niet vaak voor. Degene die leiding en toezicht uitoefent moet de creatieve keuzes maken tijdens het programmeren en de programmeur voert slechts de taken uit zonder zelf bij te dragen aan het creatieve proces.
Indien sprake is van een zeer gedetailleerd ontwerp van de software, waardoor de programmeur slechts op een niet-creatieve wijze het werk verricht, wordt de degene die toezicht en leiding heeft de maker van de software en auteursrechthebbende.
Tot slot staan we kort stil bij de uitzondering waarbij het werk door een openbare instelling, vereniging, stichting of vennootschap openbaar wordt gemaakt, zonder dat daarbij een natuurlijke persoon als maker wordt vermeld. Is dit de eerste openbaarmaking van het werk, dan wordt de entiteit als maker van het werk aangemerkt. Maakt de entiteit de website voor het eerst openbaar, zonder vermelding van de webdesigner, dan wordt de entiteit als maker van de website aangemerkt. Dit gaat niet op als bewezen wordt dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was.
Zoals hierboven duidelijk wordt is het niet altijd even makkelijk om de auteursrechthebbende(n) aan te wijzen. Om deze discussie te voorkomen raden wij altijd aan om afspraken over het intellectueel eigendomsrecht van tevoren vast te leggen. In mijn volgende blog zal ik hier verder op in gaan en aangeven wat de gevolgen kunnen zijn als dit niet goed wordt geregeld.
Meld je nu aan voor één van de nieuwsbrieven van ICTRecht en blijf op de hoogte van onderwerpen zoals AI, contracteren, informatiebeveiliging, e-commerce, privacy, zorg & ICT en overheid.