Het gerechtshof in Den Haag heeft recentelijk uitspraak gedaan over de bescherming van een louter beschrijvende handelsnaam. In deze zaak gaat het om de beschrijvende handelsnaam Parfumswinkel. Volgens de wederpartij (Parfumwebwinkel) komt aan Parfumswinkel geen bescherming toe op grond van artikel 5 Handelsnaamwet aangezien de handelsnaam beschrijvend is.
Wat deze uitspraak bijzonder maakt is dat het hof de vraag heeft gesteld of de rechtsregel uit het gewezen arrest “Artiestenverloningen” ook van toepassing is op handelsnamen die louter beschrijvend van aard zijn. In het arrest Artiestenverloningen ging het om een domeinnaamgeschil waarbij sprake was van een louter beschrijvende domeinnaam. De Hoge Raad heeft in dit arrest aangegeven dat voor een succesvol beroep op bescherming van een louter beschrijvende domeinnaam niet alleen sprake moet zijn van verwarringsgevaar maar dat er daarnaast ook bijkomende omstandigheden moeten zijn. Dit is opmerkelijk omdat de Handelsnaamwet niet vereist dat er sprake moet zijn van bijkomende omstandigheden.
Wat die bijkomende omstandigheden nu precies zijn laten zowel het hof als de Hoge Raad zich niet over uit. Gedacht zou wellicht kunnen worden aan het nodeloos verwarring zaaien, het bewust creëren van verwarring tussen beide handelsnamen of de concurrent zonder een goede reden dwars zitten.
Een handelsnaam is de naam waaronder de onderneming wordt gedreven. Artikel 5 van de Handelsnaamwet vormt de kern van het handelsnaamrecht. Dit artikel verbiedt het gebruiken van een jongere handelsnaam wanneer daardoor verwarring met de oudere handelsnaam te vrezen is. De bescherming geldt slecht voor gebruik van dezelfde of van een overeenstemmende naam als handelsnaam. Als de gebruiker van een handelsnaam niet wordt beschermd door artikel 5 Handelsnaamwet, dan biedt artikel 6:162 BW nog aanvullende bescherming.
Het gebruiken van een louter beschrijvende handelsnaam waardoor er verwarring ontstaat met een handelsnaam van een ander, is in principe dus niet onrechtmatig. Ook niet wanneer er door het voeren van deze handelsnaam de ander er nadeel van ondervindt. Om een beroep op artikel 5 Handelsnaamwet te rechtvaardigen volstaat enkel verwarringsgevaar niet. In dit geval moeten er ook bijkomende omstandigheden aanwezig zijn om een verbod op grond van artikel 5 Handelsnaamwet te rechtvaardigen.
Hierop geldt een uitzondering wanneer de louter beschrijvende handelsnaam zeer ongebruikelijk is of wanneer de handelsnaam is ingeburgerd. Hierdoor kan de beschrijvende handelsnaam onderscheidend vermogen krijgen. In deze gevallen kan enkel verwarringsgevaar volstaan.
Voor het verkrijgen van onderscheidend vermogen is nodig dat de handelsnaam zo gebruikt wordt dat het daadwerkelijk bekendheid bij het publiek heeft gegenereerd. Daarnaast moet het publiek de naam niet meer zien als een beschrijving, maar als naam van de onderneming. In dat geval is de handelsnaam ingeburgerd.
Ook een naam die in hoge mate ongebruikelijk is kan voor bescherming in aanmerking komen. Is sprake van een ingeburgerde naam of van een naam die in hoge mate ongebruikelijk is dan zou verwarringsgevaar kunnen volstaan. Het is aan de degene die de beschrijvende handelsnaam gebruikt om te bewijzen dat er een eigen plaats op de markt is verworven.
Kortom: Voor bescherming van een louter beschrijvende handelsnaam geldt dat een handelsnaam niet beschermd kan worden als er enkel sprake is van een beschrijvende handelsnaam. Dit kan anders zijn als er sprake is van onderscheiden vermogen of als de bijkomende omstandigheden dit toelaten.
Meld je nu aan voor één van de nieuwsbrieven van ICTRecht en blijf op de hoogte van onderwerpen zoals AI, contracteren, informatiebeveiliging, e-commerce, privacy, zorg & ICT en overheid.