In het “Beeldbrigade arrest” (HR 27 april 2012, LJN: BV 1301) is bepaald dat de regels aangaande consumentenkoop ook van toepassing zijn op software, ook als deze digitaal (als download) geleverd werden. Met de implementatie van de Richtlijn Consumentenrechten, is daar ook rekening mee gehouden en is dit verankerd in art. 7:5 BW.
De vraag was altijd of streamingdiensten (Spotify, Netflix etc.) hier ook onder zouden vallen. Er is immers sprake van levering van digitale content, niet op een dager. Gevolg is dat je je als consument ook kan beroepen op bijvoorbeeld non-conformiteit (dat mag bij software dus ook!) en dat er bepaalde uitzonderingen zijn binnen het herroepingsrecht. Op zich is het niet heel wenselijk om dit soort diensten als koop te zien, omdat het eigenlijk gewoon een mogelijkheid is om op abonnementsbasis toegang tot een database te krijgen.
Deze vraag speelde ook bij de wetgever en recent (2 juni) is er een herstelwet aangenomen (Kamerstukken I 2014/2015, 34071, A) die dit verduidelijkt. Vanaf nu zijn de consumentenkoop regels alleen van toepassing “op de levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd, maar die wel is geïndividualiseerd en waarover feitelijke macht kan worden uitgeoefend.”. (art 7:5 BW nieuw). De gedachtegang is dat de download van een E-book, of muziek bij ITunes wel geïndividualiseerd is en je er macht over uit kan oefenen, maar bij streamingdiensten is dat niet zo. Je downloadt de content immers niet.
Toegegeven dat er best wel een grijs gebied is. De wetgever spreekt telkens over een verschil tussen downloaden en streamen, maar er zijn ook tussenvormen mogelijk, waarbij er slechts “tijdelijk” iets wordt gedownload/opgeslagen. Bij Videoland huur je bijvoorbeeld voor 2 dagen een film, die je wel echt op slaat op een geheugenkaart of op de smart-tv zelf.
Tot slot is een interessant gevolg van dit alles dat streamingdiensten dus onder het kopje dienstverlening vallen binnen de consumentenwetgeving (want geen koop) en dat daardoor geen uitzondering meer mogelijk is op het herroepingsrecht. Althans niet meer bij abonnementsvormen. Een streamingdienst wordt in mijn ogen namelijk niet volledig nagekomen binnen de bedenktermijn, maar loopt gewoon door, zolang je een abonnement hebt. Dat betekent dat er ‘gewoon’ een 14 dagen termijn geldt (na afsluiten contract) waarbinnen een consument alsnog van de overeenkomst af kan. Uiteraard moet hij wel het gebruikte deel (bijvoorbeeld 2 weken abonnementskosten) betalen.
Meld je nu aan voor één van de nieuwsbrieven van ICTRecht en blijf op de hoogte van onderwerpen zoals AI, contracteren, informatiebeveiliging, e-commerce, privacy, zorg & ICT en overheid.