Mijn collega Louise en ik hebben van plaats geruild. Niet van bureau op kantoor en ook niet van functie (die laatste is identiek), maar op iets grotere schaal. Was Louise voor haar komst naar Amsterdam nog woonachtig in Brussel, sinds vorige week woon ik daar. Regelmatig kom ik nog naar kantoor in Amsterdam. Dat is op zich zeker geen straf, want de trein is comfortabel en er valt prima in te werken. Zo schrijf ik bijvoorbeeld dit bericht vanuit de trein.
Maar mijn eerste retourtje Brussel Amsterdam, verspreid over twee dagen, kende zo de nodige hobbels. Zo had ik voor de heenweg de Thalys geboekt om op tijd op een afspraak te zijn, maar reed deze snelle trein niet omdat iemand zich elders op het spoor voor de trein had geworpen. Ondanks het feit dat ik, althans ICTRecht, voor niets ruim het dubbele betaalde voor een Thalys-ticket, kan ik Thalys niet aansprakelijk stellen omdat dit overmacht vormt. Gelukkig had mijn afspraak ook geen moeite met mijn eigen overmachtsverweer, namelijk dat mijn Thalys niet was vertrokken.
Deze terugreis kenmerkt zich door een ander onaangenaam voorval. De controleur wenste mijn vervoersbewijs, bestaande uit de pdf op mijn smartphone (een Android exemplaar, met 4,3 inch scherm), niet te scannen. De controleur op de heenreis had dat wel gedaan en dat leverde geen enkel probleem op. De (niet zo) beste man op de terugreis wilde nergens van weten en stond erop dat ik in de trein nogmaals een ticket zou kopen. Volgens de algemene voorwaarden op het ticket zou deze namelijk alleen geldig zijn als deze op blanco A4 papier in portretformaat zou zijn geprint.
Een typisch voorbeeld van een bepaling waarbij de bewoording onvoldoende precies strookt met het belang dat de bepaling beoogt te beschermen. Het belang is overduidelijk dat het ticket met de code zo moet zijn afgedrukt dat de scanner de code goed kan lezen en deze kan verifiëren. Wanneer het ticket op een blanco A4 papier is afgedrukt, zou daar in elk geval aan voldaan moeten zijn. Maar dat doet er niet aan af dat er ook andere manieren zijn om het ticket en de code zo in beeld te krijgen dat de geldigheid daarvan met behulp van de scanner kan worden geverifieerd. Op de heenreis was het scherm van mijn smartphone prima geschikt gebleken.
Op de terugreis kon ik de controleur overtuigen om mijn ticket toch van mijn scherm te scannen nadat ik zijn volledige naam had gevraagd ten behoeve van het indienen van een formele klacht tegen hem. Zijn naam wenste hij niet te geven; het ticket bleek prima te valideren.
Als NS-hispeed mij had gevraagd de voorwaarden te schrijven, had er iets als dit gestaan: “Ten behoeve van de verificatie behoort het vervoersbewijs te zijn afgedrukt op een vel blanco A4 papier in portretstand, of als ongewijzigde pdf in voldoende grootte te zijn weergegeven op een beeldscherm. Indien Reiziger het vervoersbewijs op een andere wijze heeft afgedrukt of weergegeven, draagt Reiziger daarvan het volledige risico. Dat houdt in dat als het vervoersbewijs niet gevalideerd kan worden, Reiziger in de trein een nieuw ticket zal moeten kopen, tegen het daarvoor geldende tarief.”
Ten slotte zou ik NS-hispeed er op wijzen dat het tonen van het ticket via een smartphone (of zelfs laptop of e-reader) veel milieuvriendelijker is en daarom beter juist aangemoedigd kan worden. Dat scheelt zowel papier als boze klanten en controleurs.
Meld je nu aan voor één van de nieuwsbrieven van ICTRecht en blijf op de hoogte van onderwerpen zoals AI, contracteren, informatiebeveiliging, e-commerce, privacy, zorg & ICT en overheid.