Op 10 oktober 2024 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak die een consument had aangespannen tegen Basic-Fit. De consument had gevraagd om een verklaring van de rechtbank dat Basic-Fit gebruikmaakte van een oneerlijke handelspraktijk. De consument had de rechtbank ook gevraagd om enkele bedingen in de algemene voorwaarden van Basic-Fit als oneerlijk te verklaren en te vernietigen.
In deze blog gaan we in op het juridisch kader voor oneerlijke handelspraktijken en oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden. Ook bekijken we hoe de rechtbank heeft geoordeeld in de zaak van de consument tegen Basic-Fit.
In de zaak die de consument had aangespannen, had Basic-Fit het volgende geadverteerd op haar website: “Sporten vanaf €19,99 per vier weken”. Op basis hiervan had de consument een jaarabonnement bij Basic-Fit afgesloten. Het bleek echter dat alleen de kosten van de eerste vier weken €19,99 bedroegen. Vanaf de vijfde week gingen de kosten omhoog naar €24,99 per vier weken. De consument was het hier niet mee eens en vroeg de rechtbank om dit als een oneerlijke handelspraktijk te bestempelen.
Artikel 6:193b Burgerlijke Wetboek (BW) verbiedt oneerlijke handelspraktijken. Een handelspraktijk is oneerlijk als een handelaar handelt in strijd met de vereisten van professionele toewijding, en het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt. Ook moet de oneerlijke handelspraktijk als effect hebben dat de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.
Oneerlijke handelspraktijken zijn in te delen in misleidende en agressieve handelspraktijken. In dit geval gaan we dieper in op misleidende handelspraktijken.
Een handelspraktijk is misleidend indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is, of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden (artikel 6:193c BW). Misleiding kan bijvoorbeeld al plaatsvinden door de algemene manier waarop de handelaar de informatie presenteert. De feitelijke onjuiste informatie kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de prijs of de wijze waarop de prijs wordt berekend, of het bestaan van een specifiek prijsvoordeel.
Een handelspraktijk is ook misleidend indien er sprake is van een misleidende omissie. Een misleidende omissie is het weglaten van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, wordt weggelaten. Het verbergen of het op een onduidelijke wijze geven van essentiële informatie geldt ook als een misleidende omissie.
Bij de beoordeling of essentiële informatie is weggelaten of verborgen is gehouden wordt rekening gehouden met de feitelijke context en de beperkingen van het communicatiemedium. Zo zou het bij een radioadvertentie minder eenvoudig kunnen zijn om alle informatie volledig te geven, terwijl dit op een website makkelijker is. Ook wordt rekening gehouden met eventuele maatregelen om de informatie langs andere wegen ter beschikking van de consument te stellen: zo kan in een radioadvertentie bijvoorbeeld worden verwezen naar verdere informatie op een website.
Een misleidende handelspraktijk of omissie moet bovendien als effect hebben dat de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt (of kan nemen), dat hij anders niet had genomen.
De uitspraak heeft de advertentie op de website van Basic-Fit als een oneerlijke handelspraktijk verklaard. Met de uiting “Sporten vanaf €19,99 per vier weken” wordt de gemiddelde consument misleid, aldus de rechtbank. De geadverteerde prijs gaat slechts over een specifiek prijsvoordeel dat uitsluitend geldt voor de eerste vier weken bij een niet tussentijds opzegbaar jaarabonnement. De rechtbank vond ook dat het eenvoudig mogelijk was geweest om de verborgen informatie over de prijsverhoging direct bij de advertentie te zetten, bijvoorbeeld door kleine letters te gebruiken.
De rechtbank concludeert daarom dat Basic-Fit onrechtmatig heeft gehandeld richting de consument en dat de consument hierdoor schade heeft geleden.
Een beding in algemene voorwaarden wordt als oneerlijk beschouwd als het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Dit wordt ook wel ‘onredelijk bezwarend’ genoemd (richtlijn 93/13 EG en artikel 6:233 BW).
De wet geeft ook een ‘zwarte lijst’ met bedingen in algemene voorwaarden die altijd oneerlijk zijn (artikel 6:236 BW). Bovendien bestaat ook een 'grijze lijst' met bedingen in algemene voorwaarden die in principe oneerlijk zijn, behoudens tegenbewijs door de handelaar (artikel 6:237 BW).
In de zaak voor de rechtbank had de consument aangevoerd dat Basic-Fit vier oneerlijke bedingen in haar algemene voorwaarden had opgenomen: een forumkeuzebeding, een exoneratiebeding, een beëindigingsbeding, en een prijsverhogingsbeding.
Artikel 15 van de algemene voorwaarden van Basic-Fit stelde: “Alle geschillen die ontstaan naar aanleiding van de overeenkomst tussen het lid en Basic-Fit zullen worden beoordeeld door de bevoegde rechter in het arrondissement waar de thuisclub is gevestigd.”
Vanuit het procesrecht geldt echter een andere hoofdregel, namelijk dat de bevoegde rechter wordt bepaald aan de hand van de vestigingsplaats van de gedaagde (artikel 99 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). In dit geval is de bevoegde rechter volgens de wet dus de rechter in Noord-Holland, gelet op de vestigingsplaats van Basic-Fit (Hoofddorp).
Op de zwarte lijst staat dat een beding in de meeste gevallen oneerlijk is als een andere rechter wordt aangewezen dan de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn (punt n). Gezien de thuisclub van een consument niet altijd binnen Noord-Holland valt, heeft de rechtbank geoordeeld dat artikel 15 van de algemene voorwaarden een oneerlijk beding is. Hiermee wordt dit beding vernietigd.
Het lijkt er echter wel op dat Basic-Fit het met artikel 15 juist makkelijker wilde maken voor consumenten om naar de rechtbank te stappen, gezien consumenten dat bij de rechtbank van hun thuisclub konden doen. Wellicht zou de rechtbank anders hebben geoordeeld als Basic-Fit de rechtbank van de thuisclub juist als extra mogelijkheid voor de consument aanbood. Hierbij zou het in ieder geval ook mogelijk moeten zijn om het geschil bij de wettelijk bevoegde rechtbank in Noord-Holland voor te leggen.
Een exoneratiebeding heeft als effect dat bepaalde aansprakelijkheid beperkt of zelfs volledig uitgesloten wordt.
Artikel 11 (Risico en aansprakelijkheid) van de algemene voorwaarden van Basic-Fit stelde: “b. Basic-Fit en onze medewerkers zijn niet aansprakelijk voor materiële of immateriële schade als gevolg van een ongeval of letsel die je oploopt in onze clubs, en/of bij het gebruik van onze apparatuur en onze massagestoelen, met als uitzondering letselschade veroorzaakt door doen of nalaten van Basic-Fit.
c. We adviseren je geen waardevolle spullen mee te nemen naar de Clubs. Basic-Fit stelt altijd lockers ter beschikking maar gebruik daarvan is voor eigen risico. De ervaring leert dat geen enkele locker veilig is voor ervaren dieven. Basic-Fit aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade, verlies of diefstal van je eigendommen.”
Op de grijze lijst staat ieder (exoneratie)beding dat ten nadele van consumenten afwijkt van de wettelijke bepalingen over de verplichting tot schadevergoeding. Volgens de rechtbank is het aan de gebruiker van het beding om aan te tonen dat zo’n beding gerechtvaardigd is. Daarin kan de gebruiker bijvoorbeeld slagen door aan te tonen dat het uitgesloten risico redelijkerwijs niet verzekerbaar is. Ook de aard van de uitgesloten schade-oorzaak en schadesoort kan hierbij een rol spelen. Daarbij moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Het enkel achteraf geven van een toelichting over het belang bij het exoneratiebeding is niet voldoende.
In dit geval heeft de rechtbank geoordeeld dat het exoneratiebeding de aansprakelijkheid van Basic-Fit voor allerlei soorten schadegevallen uitsluit. Basic-Fit heeft uitsluitend tijdens de rechtszaak (dus achteraf) toegelicht waarom zij de bepaling in haar algemene voorwaarden heeft opgenomen, maar heeft niet aangetoond dat het exoneratiebeding gerechtvaardigd is. Hiervan is door Basic-Fit geen (begin van) bewijs aangedragen. Het vermoeden dat het exoneratiebeding onredelijk bezwarend is, is daarmee niet weerlegd.
De rechtbank heeft dus geoordeeld dat het exoneratiebeding oneerlijk is, waardoor het exoneratiebeding is vernietigd.
Artikel 10 (beëindigen lidmaatschap) van de algemene voorwaarden van Basic-Fit stelde: “[…] Indien je je niet houdt aan de afspraken van de overeenkomst, of indien je je niet houdt aan de huisregels of onaanvaardbaar gedrag vertoont, dan kan Basic-Fit je de toegang tot de clubs ontzeggen en de overeenkomst (per direct) beëindigen. De beoordeling van de situatie is exclusief voorbehouden aan Basic-Fit. Je opnieuw inschrijven na een dergelijke ontzegging is een gegronde reden om het nieuwe lidmaatschap per direct te beëindigen.”
Artikel 10 geeft Basic-Fit dus de exclusieve bevoegdheid situaties te beoordelen waarin de regels niet worden nageleefd, overeengekomen afspraken niet worden nagekomen, de consument zich niet houdt aan de huisregels of onaanvaardbaar gedrag vertoont. Ook geldt zo’n exclusieve bevoegdheid bij iedere tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door de consument. Hiermee kan Basic-Fit in de praktijk helemaal zelf bepalen of de consument de regels heeft geschonden.
Vervolgens kan Basic-Fit zonder verder overleg of wederhoor beslissen om een lid de toegang tot clubs te ontzeggen en de (huidige en toekomstige) overeenkomst per direct te beëindigen. In artikel 10 is namelijk niet opgenomen dat de consument moet worden gehoord of bewijs mag leveren. Dit heeft raakvlakken met de zwarte lijst (specifiek punt k). De rechtbank heeft dan ook geoordeeld dat hier sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht ten nadele van de consument.
Basic-Fit heeft tijdens de rechtszaak toegelicht dat in de praktijk een bepaalde invulling aan het beding wordt gegeven, waarbij juist wel de gelegenheid is om een zienswijze te geven of bewijs te leveren. Dit staat echter niet opgenomen in het beding zelf en doet dus aan het oneerlijke karakter van het beding niet af, aldus de rechtbank. Het beëindigingsbeding is dan ook oneerlijk verklaard en is vernietigd.
Artikel 5 (tarieven en betaling) van de algemene voorwaarden van Basic-Fit stelde: “Een keer per jaar, per 1 januari, mogen wij onze tarieven verhogen met maximaal 5%. Indien wij daarvan gebruik maken, geeft dat geen recht de overeenkomst te beëindigen, tenzij de tariefsverhoging binnen drie maanden na het sluiten van de overeenkomst plaatsvindt, of hoger is dan 5%. […] Tariefsaanpassingen vanwege overheidsmaatregelen kunnen onmiddellijk worden doorgevoerd ongeacht de hoogte en geven geen recht op ontbinding.”
Dit prijsverhogingsbeding maakt het voor Basic-Fit mogelijk om de prijs jaarlijks eenzijdig te verhogen met maximaal 5%. Ook maakt het beding het voor Basic-Fit mogelijk om het tarief onbeperkt te verhogen vanwege ‘overheidsmaatregelen’ zonder het recht op ontbinding. De wet biedt deze mogelijkheden niet.
Het prijsverhogingsbeding is geen indexeringsbeding, omdat Basic-Fit de prijswijzigingen zelf mag vaststellen zonder gebonden te zijn aan een onafhankelijke indexering voor inflatie. Voor prijswijzigingsbedingen die geen indexeringsbedingen zijn, gelden strenge eisen. De specifieke gronden waarop de prijswijzigingen worden gebaseerd, moeten dan vastgesteld zijn in het beding zelf. Bovendien moeten consument volgens het beding tijdig in kennis worden gesteld van een aanstaande prijswijziging. Bij een prijswijziging moet de consument de bevoegdheid en reële mogelijkheid hebben om de overeenkomst op te zeggen. Hierbij wordt verwezen naar het RWE-arrest[1] en het Invitel-arrest[2].
Basic-Fit heeft tijdens de rechtszaak uitgelegd dat dit beding is opgenomen om de prijzen te kunnen aanpassen aan de inflatie. Hierbij heeft Basic-Fit een maximum van 5% vastgesteld en dat levert, gelet op de lage prijzen bij Basic-Fit, slechts een beperkte verhoging op. Het beding is dus niet oneerlijk, aldus Basic-Fit.
De rechtbank volgt de uitleg van Basic-Fit niet. De achteraf door Basic-Fit gegeven uitleg over de reden dat zij het beding in de algemene voorwaarden heeft opgenomen, is niet van belang, aldus de rechtbank. Alleen het beding zelf ten tijde van het sluiten van de overeenkomst is relevant.
De rechtbank heeft dan ook geoordeeld dat in het prijsverhogingsbeding geen gronden voor prijsverhogingen zijn opgenomen. Alleen daarom al is het beding oneerlijk, wat nog verder versterkt wordt door de volgende punten:
De rechtbank heeft het prijsverhogingsbeding dus als oneerlijk verklaard. Het beding is daarmee ook vernietigd.
De oneerlijke bedingen zijn vernietigd in de overeenkomst met de consument die de rechtszaak had aangespannen. Basic-Fit kan op de oneerlijke bedingen geen beroep doen in de overeenkomst met die consument. Dit heeft geen direct effect op identieke voorwaarden in overeenkomsten met andere consumenten, hoewel die andere consumenten in principe ook zelf procedures zouden kunnen aanspannen.
Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat de eiser heeft schade geleden door de oneerlijke handelspraktijk. Dit lijkt dus minstens het verschil in prijs voor de overige 11 maanden à €5 per maand te zijn. Deze schade is echter niet gevorderd in deze procedure (dit zou eventueel in een nieuwe procedure nog kunnen worden gevorderd).
Basic-Fit moet ook de proceskosten van de consument betalen, die zijn vastgesteld op €897,35. Dit alles is onder voorbehoud van een andere uitspraak in een eventueel hoger beroep. De volledige uitspraak van de rechtbank is hier te lezen (ECLI:NL:RBAMS:2024:6119).
Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank, doen ondernemers er goed aan om op de volgende praktische punten te letten met betrekking tot hun advertenties en algemene voorwaarden.
Heb je hulp nodig bij het controleren of opstellen van algemene voorwaarden? Wij helpen je graag.
Meld je nu aan voor één van de nieuwsbrieven van ICTRecht en blijf op de hoogte van onderwerpen zoals AI, contracteren, informatiebeveiliging, e-commerce, privacy, zorg & ICT en overheid.