Privacy jurisprudentieblog | Juli 2023

Privacy haalt dagelijks het nieuws. Daarbij komen vanzelfsprekend vooral de grotere zaken aan bod. Denk aan gevoelige datalekken, grootschalige hacks of de inzet van (geheime) camera’s. Er gebeurt echter veel meer op het gebied van privacy, wat niet altijd het nieuws haalt. Aan de hand van jurisprudentie leren we veel over hoe de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) uiteindelijk toegepast wordt. In deze blog zetten we diverse uitspraken van de maand juli op een rij.

Mag de AP oordelen over verwerkingen van persoonsgegevens door de rechterlijke macht?

De eerste zaak is vrij kort, maar zeker interessant. De rechter heeft in deze zaak moeten oordelen over de positie van de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) ten opzichte van de rechterlijke macht. Eiser heeft bij de AP een verzoek gedaan om handhavend op te treden tegen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS). De AP heeft hierop gereageerd en heeft aangegeven niet bevoegd te zijn om het handhavingsverzoek uit te voeren. Het gaat in de zaak om de vraag of de AP mag oordelen of journalisten inzage mogen krijgen in verwerkingen van persoonsgegevens door de ABRvS.

De ABRvS heeft vanuit de wet een rechtelijke taak opgelegd gekregen. Hieronder zou bijvoorbeeld het oordelen over de positie van de journalisten ten aanzien van de processtukken kunnen vallen. Omdat het begrip rechterlijke taak van de ABRvS Europees van aard is, mag de rechter hiertoe zelf niet zomaar oordelen. De Nederlandse rechter heeft een zogeheten prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie). De rechter wilde een uitleg krijgen van het begrip rechterlijke taak, om zo goed mogelijk over het geschil te kunnen oordelen.

Het Hof van Justitie legt de rechterlijke taak uit door aan te geven dat; “Artikel 55, lid 3, van de AVG moet aldus worden uitgelegd dat het tot de uitoefening door een gerecht van zijn „rechterlijke taken” in de zin van deze bepaling behoort om uit een gerechtelijke procedure afkomstige stukken waarin persoonsgegevens zijn opgenomen tijdelijk ter beschikking te stellen aan journalisten om hen in staat te stellen beter verslag te doen van het verloop van die procedure”.

Dit betekent dat de ABRvS dus een rechterlijke taak heeft ten aanzien van processtukken waar persoonsgegevens in zijn opgenomen. De AP heeft de bevoegdheid om deze processtukken tijdelijk ter beschikking te stellen aan journalisten. Dit is van belang om de openbaarheid van de rechtspraak te waarborgen. In de zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat de AP zich daarentegen terecht onbevoegd heeft verklaard. Dit komt doordat de vraag of er persoonsgegevens verwerkt worden niet ter sprake was. Het ging in de zaak met name om de persoonsgegevens van de journalisten die de rechtbank zelf verwerkt. Dit hoort bij de taakuitoefening van de rechtbank en de AP is niet bevoegd te oordelen over de gegevensverwerking die de rechtbank doet buiten de processtukken om.

Een écht waargebeurd verhaal

Het zou maar gebeuren, je naam wordt gebruikt in een waargebeurd verhaal dat verwerkt is tot een boek. Dat is ook in deze zaak gebeurd. De gedaagde is een schrijfster, die een verhaal heeft geschreven over de verdwijning van een 15-jarige. Eisers hebben vernomen dat dit verhaal geschreven zou worden en hebben bij gedaagde aangegeven dat ze niet willen dat hun persoonsgegevens in het boek gebruikt worden. Gedaagde heeft geen toezegging gedaan dat ze de persoonsgegevens niet zou gebruiken. Eisers zijn daarmee naar de rechtbank gestapt en hebben geëist dat gedaagde geen gebruik maakt van de persoonsgegevens, dan wel dat hun identiteit herleidbaar of herkenbaar in het boek naar voren komt. Daarnaast wordt ook geëist dat gedaagde geen gebruik maakt van citaten en opnames van detectives die destijds de zaak hebben behandeld.

In deze zaak gaat het, zoals de rechter aangeeft over een botsing van twee verschillende rechten, namelijk het recht op vrijheid van meningsuiting van de gedaagde en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de eisers. In principe zijn deze grondrechten gelijkwaardig aan elkaar, maar in deze zaak moet een duidelijke afweging gemaakt worden, welk recht in deze situatie zwaarder zal wegen dan de ander. Voor beide kanten valt wel wat te zeggen volgens de rechter. Aan de ene kant heb je hetgeen de eisers naar voren brengen over het feit dat het in hun omgeving een negatieve invloed kan hebben als het verhaal in detail uitgebracht wordt. Aan de andere kant heb je hetgeen de gedaagde naar voren brengt over het niet kunnen vertellen van het gehele verhaal zonder de namen en citaten.

Gedaagde beroept zich in deze zaak onder andere op de journalistieke exceptie die voortkomt uit de AVG en de Uitvoeringswet AVG. Deze journalistieke exceptie houdt in dat in het geval van journalistieke publicaties de AVG maar deels van toepassing is. Deze journalistieke exceptie is in het leven geroepen om de botsing tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de privacy op te vangen. Volgens de rechter geldt de journalistieke exceptie ook in deze zaak. De rechter geeft aan dat het noemen van namen in bepaalde contexten namelijk gerechtvaardigd is. 

De belangen van eisers leggen niet genoeg gewicht in de schaal om op te wegen tegen het recht op de vrijheid van meningsuiting van de gedaagde, zeker nu de journalistieke exceptie van toepassing is op het boek en de AVG daarom beperkt van toepassing is. Hiermee is in ieder geval de vordering van eisers over het gebruiken van hun persoonsgegevens van de kaart. Gedaagde mag deze gegevens gebruiken in het boek, maar moet wel alsnog rekening houden met de belangen van eisers. Eisers mogen niet onredelijk benadeeld worden door de publicatie van het boek. Wat betreft de citaten en opnames van de detectives is de rechter redelijk kort, die kunnen pas beoordeeld worden na de uiteindelijke vormgeving van het boek. Dan pas kan beoordeeld worden of er onrechtmatig gehandeld wordt door gebruik van de citaten en opnames, het gaat namelijk met name over de manier waarop deze worden gebruikt.

Uitlatingen in uitzending tv-programma onrechtmatig?

In een tv-programma van de Avrotros is aandacht besteed aan een tuchtrechtelijke procedure van een advocaat. De advocaat is in 2020 door de Raad van Discipline van het tableau geschrapt, waardoor hij het beroep van advocaat niet meer uit mag oefenen. In de uitzending zijn volgens eiser (de voormalig advocaat) onjuiste uitspraken gedaan die hem onnodig in een kwaad daglicht hebben gezet. Ook vindt eiser dat de uitspraken schade hebben veroorzaakt en dat hij onvoldoende mogelijkheden heeft gekregen om wederhoor te geven, voordat de uitzending online werd gezet.

Het gaat in de zaak over de aantasting van de beroepsmatige reputatie van eiser. Hierbij kan volgens het Europees Hof van de rechten van de mens (hierna: EHRM) de schending van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer een gevolg zijn. Wil sprake zijn van een dergelijke schending, dan moet de schending van de bedrijfsmatige reputatie zo erg zijn dat er een belemmering ontstaat voor het recht op respect voor het privéleven. Een aantasting van de beroepsmatige reputatie is dus niet direct ook een schending van de persoonlijke levenssfeer. Indien het beroep op de inbreuk van de persoonlijke levenssfeer van eiser zou slagen, dan moet Avrotros in beginsel haar uitspraken rectificeren. Dit zou dan ingaan tegen haar recht op vrijheid van meningsuiting. 

Ook in deze zaak staan de grondrechten weer tegenover elkaar en moet een afweging worden gemaakt welk recht zwaarder weegt. De rechter oordeelt dat de aantasting van de beroepsmatige reputatie niet voldoende is geweest om ook tot een inbreuk van de persoonlijke levenssfeer te komen. De uitspraken die door Avrotros in de uitzending zijn gedaan vinden namelijk genoeg steun in het feitelijke bewijsmateriaal dat op dat moment ter beschikking was. Het recht op de vrijheid van meningsuiting van de Avrotros weegt in deze zaak dus zwaarder dan het belang van eiser. Avrotros hoeft haar uitspraken dus ook niet te rectificeren.

Privacy kan ook op een hele kleine schaal een rol spelen

Deze zaak zou ik zelf in de categorie “Frank Visser-zaken” plaatsen. Dit is een zaak waarmee ik wil laten zien dat privacyproblemen in zeer verschillende vormen kunnen spelen. Het gaat hier om een burengeschil waar privacy in misschien wel zijn meest klassieke vorm naar voren komt. In de zaak draait het om de vraag of er sprake is van een inbreuk op de privacy van eiser, doordat tussen zijn tuin en de tuin van zijn buurman een nieuwe erfafscheiding is geplaatst. Privacy komt in deze zaak niet naar voren als iets wat bijvoorbeeld voortvloeit uit de AVG – die ziet op gegevensbescherming – maar als puur het recht op privacy dat we kennen uit de Grondwet: het recht op bescherming van de privésfeer.

De buren hebben een geschil over de hoogte van de erfafscheiding. Voorheen was het een haag, die 2,60 meter hoog was. Deze haag is vervangen door een gezamenlijke schutting van 1,90 meter hoog. Hiermee is het voor de buren makkelijker om vanuit hun ramen op de eerste verdieping in de tuin van eiser te kijken. Hierdoor heeft eiser minder privacy op zijn eigen erf. Eiser en de buren hebben samen gekozen voor de nieuwe afscheiding en hebben hiermee zelf de situatie laten ontstaan. De rechter is van oordeel dat de grotere, maar alsnog beperkte inbreuk van de privacy van eiser niet voldoende is om een onrechtmatige situatie in het leven te roepen.

Zoals eerder aangegeven komt privacy in deze zaak in een heel herkenbare vorm naar voren. Met het kort aanhalen van deze zaak wil ik laten zien dat we privacy niet alleen naar voren zien komen in grote zaken, waarin enorme datalekken worden geconstateerd, of waar de AP boetes oplegt voor het niet naleven van de AVG. We zien privacy ook bij ons thuis. Het is interessant om te zien hoe de verhoudingen zijn in een privé-situatie zoals deze, tegenover een situatie waarin hele andere privacybelangen een rol spelen.

Terug naar overzicht