Zowel in Belgïe als in Nederland zijn een aantal handelspraktijken bij wet omschreven als oneerlijke handelspraktijken. Wanneer handelaren zich van de praktijken bedienen, zijn de gevolgen daarvan verschillend in beide Lage Landen. In België is de sanctie voor bepaalde oneerlijke handelspraktijken dat de consument de door hem betaalde bedragen kan laten terugbetalen én het reeds geleverde product mag houden. Dat is erg vergaand. De Belgische wet kent de consument die slachtoffer is geworden van een oneerlijke handelspraktijk dus een bijzondere sanctie toe. Maar werkt deze in de praktijk ook?
Onderzoekers wilden achterhalen hoe deze bijzondere Belgische sanctie in de praktijk werkt. Meer bijzonder onderzochten zij of de sanctie ten aanzien van handelaren afschrikwekkende werkt. Het rapport van P.G.F.A. Geerts e.a. hierover getiteld , "Oneerlijke handelspraktijken: praktijkervaringen in België met de sanctie van artikel 41 WMPC", verscheen afgelopen week.
De conclusie van het rapport is niet bemoedigend: de sanctie is dode letter gebleven. Het Nederlands onderzoeksteam kon niet één uitspraak over dit artikel vinden. Zelf heb ik als Belgische advocaat ook niet geprocedeerd over dit artikel, maar de conclusie dat er niet één gepubliceerde beslissing is, is toch kras.
Als mogelijke oorzaken van het niet uitoefenen van deze sanctie door consumenten wijst het rapport er op dat de toepassingsvoorwaarden onduidelijk zijn. Feit is dat het artikel op een onlogische plaats in de wet staat en bij Belgische advocaten amper gekend is. Ook betreffen consumentengeschillen vaak beperkte bedragen waardoor het voor de consument, in het geval waarin de onderneming niet spontaan tot een terugbetaling overgaat, niet de moeite loont om naar de rechter te stappen. Daarbij komt nog dat in veel gevallen de consument die in het ongelijk wordt gesteld, naast de eigen advocatenkosten, de proceskosten en de rechtsplegingsvergoeding zal moeten dragen. In de praktijk zorgen bedrijven dat discussies met klanten vaak in der minne worden geschikt.
Handhaving van de voor consumenten beschermende wetgeving blijkt zich op een andere manier te voltrekken. In de praktijk vinden regels inzake oneerlijke handelspraktijken vooral toepassing in de relatie tussen ondernemingen onderling: de ene onderneming vordert onder dreiging van gerechtelijke stappen staking van een bepaalde praktijk (veelal reclame) van een andere onderneming. Consumenten halen indirect voordeel uit een dergelijk optreden dat tot doel heeft de eerlijke concurrentie te waarborgen.
Uit het rapport blijkt ook dat dat heel wat consumenten die een klacht indienen bij de Dienst Controle en Bemiddeling bij de FOD Economie reeds tevreden zijn indien de onderneming door de Dienst op de vingers wordt getikt en geen vergoeding verlangen.
Meld je nu aan voor één van de nieuwsbrieven van ICTRecht en blijf op de hoogte van onderwerpen zoals AI, contracteren, informatiebeveiliging, e-commerce, privacy, zorg & ICT en overheid.