Als iemand een merk heeft, mag een ander die naam niet zomaar gebruiken om haar eigen product, diensten of bedrijf aan te prijzen. Andermans merknaam verwerken in je eigen domeinnaam is dan ook vrijwel altijd inbreuk op het merkrecht. De reden is eenvoudig: de merkhouder heeft het grootste belang bij specifiek die domeinnaam. Bezoekers van www.cocacola.nl verwachten de officiële site van Coca- Cola, en als je op Microsoft.eu een Nederlands webhostingbedrijf aantreft, zou je daar ook gek van opkijken.
Andermans merknamen gebruiken om je eigen producten of diensten te promoten is merkinbreuk en dus verboden. Je profiteert van de bekendheid van het merk om klanten je eigen product te slijten, en dat is niet de bedoeling. Dat geldt niet alleen voor domeinnamen, maar voor alle manieren waarop je je site onder de aandacht brengt door gebruik te maken van de merknaam. Denk aan merknamen in META tags, URL-padnamen (eenwinkel.nl/dranken/coca-cola) of in de lopende tekst.
Dit geldt ook voor magneetwoorden. Advertenties voor je eigen product tonen bij merknamen van de concurrent is ook een vorm van verwarring stichten en de koper misleiden. Telecombedrijf Yiggers liep tegen het merkrecht van concurrent Pretium aan toen ze Adwords (gesponsorde koppelingen) kocht bij Google voor het woord “Pretium”. Die koppelingen hadden de tekst “Alle telecom-addertjes – Bekijk ze goed vóór je een vaste telefonieaanbieder kiest!” Daarmee promootte Yiggers haar product ten koste van de reputatie van Pretium, en dat mag niet.
Het verbod op gebruik van andermans merknaam geldt niet alleen voor hetzelfde soort producten, maar ook voor vergelijkbare producten. Een voorbeeld is de Mondo Verde-zaak waar het ene bedrijf bloemen en planten verkocht, en het andere tuinen aanlegde. Dat waren nabij gelegen producten, en dan kan er sprake zijn van merkinbreuk. De gedaagde mocht de domeinnaam en de meta zoekwoorden “mondo verde” niet meer gebruiken.
Je zou natuurlijk een variatie kunnen bedenken waar de merknaam in staat maar met een toevoeging zoals “dealer”, “tweedehands”, “te koop” of iets dergelijks. Maar ook dat is vaak merkinbreuk. Je kunt namelijk met zo’n “dealer” domeinnaam de indruk wekken dat je een officiële wederverkoper of dealer bent, of dat je op een andere manier de merkhouder vertegenwoordigt. Zorg er dus voor dat de domeinnaam noch de website zelf op enige manier die indruk wekt. Een expliciete disclaimer kan hierbij helpen maar is niet zaligmakend.
Er is veel jurisprudentie over dit soort gebruik van merknamen in domeinnamen, omdat een goede domeinnaam lange tijd de beste manier was om bezoekers je site te laten vinden. Tegenwoordig is dat een wat achterhaalde gedachte: mensen typen niet zo snel cocacola.nl maar gaan naar Google en typen “coca cola”. En je kunt ook zonder “cocacola” in je domeinnaam hoog scoren bij die zoekterm. Of natuurlijk Adwords kopen voor Google-advertenties bij die trefwoorden en zo bezoekers naar je site lokken. Kunnen merkhouders daar iets tegen beginnen?
De eerste zaak op het gebied van “magneetwoorden” oftewel Adwords was VNU versus Monsterboard. Die laatste liet advertenties verschijnen bij het trefwoord ‘intermediair’, want Monsterboard zag zichzelf als een tussenpersoon op de arbeidsmarkt en een ander woord voor ‘tussenpersoon’ is ‘intermediair’. VNU zag dit als onrechtmatig profiteren van de bekendheid van de titel van haar tijdschrift Intermediair.
“Intermediair” was inderdaad een beschermde merknaam voor het tijdschrift. Ook al bestond het woord in de betekenis van bemiddelaar of tussenpersoon al langer, dan nog mocht VNU het registreren als merk voor een tijdschrifttitel. Merknamen hoeven namelijk niet nieuw te zijn. Ook doodnormale, bestaande woorden mag je als merk registreren. De enige eis is dat de merknaam “onderscheidend vermogen” heeft: de naam moet het betreffende product of dienst kunnen onderscheiden van die van de concurrent. Zo is er een uitgever van juridische boeken die Boom heet. Geen enkel probleem om dat als merknaam voor een uitgever te hanteren. Voor een tuincentrum zou die naam lastiger zijn: de concurrenten in die sector moeten het woord ‘boom’ tenslotte kunnen blijven gebruiken om die houten dingen met bladeren te kunnen aanduiden.
De juridische bescherming is natuurlijk wel beperkt tot die producten waar de naam onderscheidend voor is. VNU mag dus een rivaliserend tijdschrift met de titel “De Intermediair” aanpakken. Maar Monsterboard verkocht geen tijdschrift, zij maakten reclame voor hun site met vacatures. Monsterboard was dus een intermediair op de arbeidsmarkt en gebruikte het woord in de generieke betekenis. Daar kon VNU dus niets aan doen.
Meld je nu aan voor één van de nieuwsbrieven van ICTRecht en blijf op de hoogte van onderwerpen zoals AI, contracteren, informatiebeveiliging, e-commerce, privacy, zorg & ICT en overheid.