Maar, waarom kan dit bedrijf aanspraak maken op het consumentenrecht?

Op 8 februari van dit jaar deed de kantonrechter van Roermond een uitspraak die het waard is iets over te schrijven. De kantonrechter oordeelde namelijk dat de verwerende partij, Mevrouw X, waarschijnlijk een kleine zelfstandige, zich kon beroepen op het consumentenrecht. Ik zeg “waarschijnlijk” kleine zelfstandige omdat er in de uitspraak geen aandacht aan de hoedanigheid van mevrouw X is besteed. Terwijl de rechter naar mijn idee juist wel had moeten doen.

Want wat is nu het geval? Begin vorig jaar werd mevrouw X telefonisch benaderd door het bedrijf Media Innofaith met de vraag of zij met haar bedrijf wilde worden opgenomen op de website www.bedrijvenbranche.nl. Uiteraard tegen betaling. Zoals zo vaak gebeurt bij telefonische verkoop had mevrouw X zich na het beëindigen van het telefoongesprek bedacht en weigerde zij de verschuldigde 350 euro te betalen. Media Innofaith stond echter op betaling en stapte naar de rechter.

Bij de rechter stelde mevrouw X zich op het standpunt dat zij de factuur niet hoefde te betalen omdat zij nooit een overeenkomst had willen sluiten en omdat zij noch een bevestiging van de overeenkomst noch een factuur had gehad van Media Innofaith. Bovendien had zij al meerdere malen contact opgenomen met de andere partij om de overeenkomst op te zeggen, helaas zonder resultaat.

De rechter oordeelt dat mevrouw X de overeenkomst – die blijkens de door Media Innofaith overlegde geluidsopname gewoon tot stand was gekomen – wel degelijk had kunnen opzeggen. Mevrouw X heeft namelijk nooit een bevestigingsbrief of factuur van Media Innofaith ontvangen. Dat de brief en de factuur naar het verkeerde adres waren gestuurd was volgens de rechter voor risico van Media Innofaith. Hiermee heeft het bedrijf niet voldaan aan haar informatieverplichtingen uit de Wet Koop op Afstand. Gevolg: de herroepingstermijn wordt verlengd met drie maanden. Mevrouw X heeft dus tijdig opgezegd.

Lijkt duidelijk. Maar wat ik in de uitspraak mis is de reden waarom de rechter van mening is dat mevrouw X zich op de Wet Koop op Afstand kan beroepen. Deze wet geldt namelijk alleen voor consumenten (personen niet handelend in uitoefening van beroep of bedrijf). Mevrouw X is echter geen consument. De rechter heeft hier dus ambsthalve (dit mag hij op grond van artikel 25 rv) de zogenaamde reflexwerking toegepast. Dit zorgt ervoor dat regels die voor consumenten bedoeld zijn in sommige gevallen ook van toepassing worden op bedrijven.

Blijkens de rechtspraak geldt de reflexwerking pas wanneer de transactie waarvoor het bedrijf is benaderd, buiten het kader van zijn beroepsactiviteiten valt (HvJEG 14 maart 1991). Een overeenkomst tot opname in een digitale bedrijvengids lijkt me nu juist wel iets (marketing) wat binnen de eigen beroepsactiviteiten valt en waarbij dus geen reflexwerking kan gelden. Ik had daarom graag willen zien waarom de rechter in deze zaak de reflexwerking dan toch heeft toegepast.

 

Terug naar overzicht