Geldt de Wet Van Dam ook voor bestaande contracten? Geen onderwerp dat zo veel vragen op deze blog losmaakte als die vraag. Een reparatiewet die duidelijkheid had moeten brengen, ligt nog steeds te wachten in de Eerste Kamer. Veel bedrijven, en ook Consuwijzer, concludeerden daaruit dat dús de wet niet geldt voor bestaande contracten. Maar de kantonrechter in Haarlem vonnist nu in een sportschoolzaak dat je je als consument wel degelijk op deze wet kunt beroepen.
Het ging hier om een abonnement op de sportschool, één van de meest frequente abonnementen die mensen op willen zeggen om dan te horen dat dat pas volgend jaar kan. Deze consument had op 3 juni 2008 een jaarabonnement afgesloten voor zichzelf en voor haar dochter, en op 6 juni 2009 beide abonnementen mondeling opgezegd. De sportschool accepteerde dat niet, maar had uit coulance wel de verlenging beperkt tot zes maanden voor elk van de abonnementen. Daar was de abonnee het weer niet mee eens, zodat men uiteindelijk bij de kantonrechter uitkwam.
De rechtbank begint met te constateren dat de overeenkomst op 3 juni 2009 was verlengd, omdat de opzegging op 6 juni 2009 drie dagen te laat was. De vraag is dan per wanneer die opzegging dan wél in zou gaan. Volgens de sportschool dus 3 juni 2010, of, uit coulance, 3 december 2009.
Die vraag beantwoordt de rechter aan de hand van de recent in werking getreden Wet Van Dam. Deze bepaalt kort gezegd dat je een stilzwijgend verlengd contract op elk moment mag opzeggen, en dat je er dan een maand later van af bent. Ongeacht wat in de voorwaarden staat.
In 2009 gold de Wet Van Dam nog niet, maar de rechtbank vindt dat deze toch mag worden gebruikt:
Deze wet vormt immers de codificatie van de reeds bestaande maatschappelijke visie over hoe redelijkerwijze bij verlengde contracten dient te worden geoordeeld over opzeggingsmogelijkheden.
Daarmee is de opzegging rechtsgeldig en wel één maand na de opzegdatum van 6 juni 2009, oftewel op 6 juli 2009. De abonnee hoeft dus alleen die maand nog te betalen, plus wettelijke rente en incassokosten omdat ze dat niet meteen had gedaan bij de opzegging. Totaal komt het op € 51,98, toch heel wat minder dan de geëiste € 396,27 van de sportschool.
De juridische onderbouwing van dit vonnis is wat magertjes, maar vanuit het oogpunt van consumentenbescherming is dit een behoorlijke opsteker. Ik hoop dus dat andere sportscholen dit voorbeeld gaan volgen.
Meld je nu aan voor één van de nieuwsbrieven van ICTRecht en blijf op de hoogte van onderwerpen zoals AI, contracteren, informatiebeveiliging, e-commerce, privacy, zorg & ICT en overheid.