IT-jurisprudentieblog | juni 2024

Het spanningsveld tussen IT en recht is en blijft volop in ontwikkeling. We zien veel nieuwe technologieën, innovatieve bedrijfsmodellen en daarop van toepassing zijnde (nieuwe) wet- en regelgeving voorbijkomen. Door jurisprudentie hierover leren we veel over hoe het IT-recht uiteindelijk wordt toegepast. In deze blog zetten we diverse uitspraken van de afgelopen maand op een rij.

Contact met derden vormt niet noodzakelijk een schending van de geheimhoudingsovereenkomst

In deeerste zaak heeft Thematic AI B.V een ZZP’er (hierna ‘Opdrachtnemer’) benaderd om als cameraman diverse opdrachten uit te voeren. Hierbij werd een geheimhoudingsovereenkomst (NDA) ondertekend. De NDA bevatte gedetailleerde bepalingen over vertrouwelijke informatie, waaronder productiegegevens, persoonsgegevens van kandidaten, bedrijfsgeheimen zoals scripts en creatieve ontwerpen, en technische aspecten van modelcreatie. Volgens de overeenkomst mocht Opdrachtnemer deze vertrouwelijke informatie niet openbaar maken zonder toestemming van Thematic.

Na een afgeblazen opdracht en een onbetaalde rekening loopt het mis tussen partijen en betichten zij elkaar van het respectievelijk misbruiken dan wel schenden van de NDA. Opdrachtnemer stapt naar de rechter en vordert, naast betaling van meerwerk en de factuur voor de afgeblazen opdracht, een schadevergoeding voor het misbruiken van de NDA. Thematic voert verweer en vordert op haar beurt een bedrag van vijftigduizend euro vanwege schending van de geheimhoudingsovereenkomst.

Thematic stelt dat Opdrachtnemer twee keer de geheimhoudingsovereenkomst heeft geschonden door over zijn werkzaamheden te spreken met journalisten. Opdrachtnemer betwist dat hij de geheimhoudingsovereenkomst heeft geschonden. De kantonrechter constateert uit de door Thematic aangehaalde correspondentie dat de journalisten contact hebben opgenomen met Opdrachtnemer, die dit direct heeft gemeld aan Thematic. Thematic waarschuwde geen informatie te delen, maar beschouwde dit destijds niet als schending van de geheimhouding.

De overeengekomen geheimhoudingsverplichting van Opdrachtnemer had betrekking op specifieke informatie, zoals productiegegevens, persoonsgegevens van kandidaten, bedrijfsgeheimen en creatieve en technische details. Enkel contact met derden is niet verboden, noch het delen van informatie, tenzij het specifiek de vertrouwelijke informatie betreft die hem door Thematic is verstrekt. Volgens de rechter heeft Thematic onvoldoende aangetoond dat het contact met de journalisten onder de schending van de geheimhouding valt.

De rechtbank merkt nog op dat niet duidelijk is dat Opdrachtnemer niet zou mogen zeggen dat hij niet is betaald door Thematic voor zijn werkzaamheden. Bovendien is het onvoldoende onderbouwd dat Opdrachtnemer daadwerkelijk degene is die de informatie aan de journalisten heeft verstrekt. Deze uitingen zouden namelijk ook gedaan kunnen zijn door anderen die bij de productie betrokken waren.

Is een offline streaming copy een thuiskopie?

In deze zaak stond het begrip “thuiskopie” uit Art. 16c lid 1 Auteurswet (Aw) ter discussie. Partijen vragen zich af of een offline streaming copy onder dit begrip valt. Bij een offline streaming copy moet je denken aan de mogelijkheid om op Spotify nummers en afspeellijsten te downloaden, zodat je ze ook zonder internetverbinding kan luisteren. Wanneer je zo’n download maakt, plaatst Spotify een offline kopie op bijvoorbeeld jouw smartphone.

De reden dat partijen het hierover oneens zijn is de zogenaamde thuiskopievergoeding. Deze vergoeding volgt uit art. 16c lid 2 Aw waarin een vergoeding wordt vereist voor het maken van thuiskopieën op ‘blanco informatiedragers’, waaronder apparaten als smartphones, tablets en pc’s. Deze vergoeding moet betaald worden door de fabrikanten en importeurs van deze apparaten. Als de offline streaming copy als thuiskopie wordt beschouwd beïnvloedt dit de hoogte van de thuiskopievergoeding.

Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding (SONT) is op grond van art. 16e Aw belast met het vaststellen van de hoogte van de thuiskopievergoeding. Zij stelt zich op het standpunt dat er wel degelijk sprake is van een thuiskopie en dat er vergoeding verschuldigd is. Computergiganten HP en Dell zijn het hier niet mee eens en vorderen, samen met belangenvereniging Stobi, een verklaring dat zij voor offline streaming copies geen compensatie hoeven te betalen zoals bedoeld in art. 16c lid 2 Aw.

Deze vordering werd door de rechtbank in eerste instantie afgewezen, zij oordeelde dat HP en Dell gewoon moesten betalen. Het hof oordeelde in beroep echter dat er geen vergoeding verschuldigd is voor offline streaming copies, omdat er niet van een thuiskopie in de zin van art. 16c lid 1 Aw kan worden gesproken. Het hof overweegt dat een derde partij de thuiskopie mag maken voor de gebruiker, maar dat deze derde geen commercieel oogmerk mag hebben. Omdat streamingdiensten, zoals Spotify, commercieel handelende bedrijven zijn kan er volgens het hof geen sprake zijn van een thuiskopie.

De Hoge Raad is het niet helemaal eens met deze zienswijze. Zij overweegt dat de bewoordingen “commercieel oogmerk” zien op het gebruik dat van de kopie wordt gemaakt door de natuurlijke persoon en niet op de tussenkomst van de derde. Volgens de Hoge Raad volgt uit de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie dat de tussenkomst van een commercieel handelende derde niet per se in de weg hoeft te staan aan de kwalificatie van een thuiskopie, maar het is onduidelijk of dit geldt voor offline streaming copies.

Ook vraagt de Hoge Raad zich af of het aanmerken van offline streaming copies als thuiskopieën de driestappentoets kan doorstaan. Beperkingen op het auteursrecht moeten namelijk aan drie vereisten getoetst worden, waaronder de toets of de beperking geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de werken. Gelet op het feit dat het een beperking van het reproductierecht van auteursrechthebbenden met zich meebrengt, zou het aanmerken van offline streaming copies als thuiskopie kunnen afketsen op de driestappentoets.

De Hoge Raad blijft dus nog met enkele onduidelijkheden zitten. Daarom stelt zij de volgende prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie:

  1. Kan een reproductie met de kenmerken van een offline streaming copy, mede gelet op de driestappentoets (art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn), worden aangemerkt als een thuiskopie?
  2. Is een nationale regeling op grond waarvan de uitzondering voor thuiskopieën niet mede offline streaming-copies omvat, in overeenstemming met de doelstellingen van de Auteursrechtrichtlijn?

Hoe dit afloopt is dus nog de vraag. Het is afwachten op meer duidelijkheid van het Europese Hof of een offline streaming copy wel of niet als thuiskopie kan worden aangemerkt.

Geen auteursrecht op bugfixes

In deze zaak weigerde een partij die intellectuele eigendomsrechten op software aan een andere partij had verkocht, de broncode van gemaakte bugfixes aan de koper te verstrekken. Op 9 mei 2023 heeft FactoryLab via een activa-passiva transactie bepaalde bedrijfsactiviteiten overgenomen van M2M. Als onderdeel van deze transactie heeft M2M ook de intellectuele eigendomsrechten op een softwareoplossing met de naam ‘ED2051’ aan FactoryLab overgedragen. FactoryLab heeft na de transactie toegang tot de broncode van ED2051 gekregen.

Bij de activa-passiva transactie is ook een overeenkomst van opdracht gesloten op grond waarvan M2M nog enige tijd een senior engineer op afroepbasis voor FactoryLab beschikbaar zou houden voor ontwikkel- en onderhoudswerkzaamheden. Op grond van de gesloten overeenkomst van opdracht, heeft M2M na de activa-passiva transactie enkele bugfixes uitgevoerd in ED2051. FactoryLab heeft uiteindelijk alleen een gecompileerde versie van de verbeterde software ontvangen van M2M. Zij is het hier niet mee eens en stelt dat zij de broncode nodig heeft om zelf in de toekomst verdere aanpassingen te kunnen maken en om fouten te kunnen herstellen. M2M weigert echter de verbeterde broncode te leveren.

Allereerst stelt M2M dat overdracht van nieuw gemaakte of aangepaste broncodes niet is afgesproken in de overeenkomst van opdracht. De rechter gaat hier niet in mee. Zij oordeelt dat M2M door FactoryLab was ingeschakeld om de bestaande producten te verbeteren die via de activa-passiva transactie al aan FactoryLab waren overgedragen. Het ligt daarom volgens de rechter voor de hand dat M2M ook alle stukken met betrekking tot bugfixes aan FactoryLab overhandigt.

Als tweede verweer voert M2M aan dat zij rechthebbende is van de verbeterde broncode, omdat zij als maker op grond van de Auteurswet kan worden aangemerkt. Ook hier gaat de rechter niet in mee. Volgens de rechter voldoet het toevoegen van bugfixes niet aan het oorspronkelijkheidsvereiste. Om onder het auteursrecht te vallen moet een werk immers het resultaat zijn van creatieve keuzes van de maker. Daar is bij bugfixesvolgens de rechter geen sprake van. Omdat de intellectuele eigendomsrechten van de originele broncode op 9 mei 2023 aan FactoryLab zijn overgedragen is zij daarmee ook auteursrechthebbende van de software inclusief bugfixes, aldus de Rotterdamse rechter.

Terug naar overzicht