Het sanctiestelsel als gevolg van de oorlog in Oekraïne – is dit überhaupt bij te benen?

In spoedeisende situaties – zoals de oorlog in Oekraïne – ontwikkelt het internationale sanctiestelsel zich in een razend tempo. Dat heeft natuurlijk een reden. Maar is het bijsloffen van dit ingewikkelde, continu veranderende pakket aan regels wel haalbaar voor de gemiddelde ondernemer?

Zoals aangegeven in eerdere blogs, worden exportcontrole en sanctiebeleid met verschillende redenen toegepast. Voorbeelden zijn het voorkomen van nucleaire proliferatie en mensenrechtenschending. In deze blog zoomen we in op een andere belangrijke functie van het sanctiestelsel: het uitoefenen van geopolitieke druk. 

Wanneer (een groot deel van) de wereld het gedrag van een bepaald regime of organisatie afkeurt, kunnen sancties worden ingezet om deze afkeuring te doen blijken en te proberen dat gedrag, met behulp van ondernemers, via economische pressie een hak te zetten. Dit is het perspectief waarvanuit we het (deels) in Verordening (EU) 2014/833 vervatte pakket aan maatregelen ten aanzien van de situatie in Oekraïne moeten bekijken.

Een dynamisch, geopolitiek instrument

Als we willen dat sanctiemaatregelen effectief zijn, is het belangrijk dat de wetgever de mogelijkheid heeft om snel te schakelen en snel kan inspelen op geopolitieke ontwikkelingen. Als de sanctiewetgever te laat reageert op geopolitieke gedragingen met passende sancties, doet dat afbreuk aan de effectiviteit van die sancties op economisch vlak en de bijbehorende geopolitieke boodschap.

Dit heeft als gevolg dat deze sanctiewetgeving een sneller wetgevingsproces doorloopt dan dat we gewend zijn. Dat snelle proces heeft een keerzijde.

En de ondernemer dan?

Een duidelijke geopolitieke boodschap is fijn, maar om effectief te zijn moeten de betreffende maatregelen wel werkbaar zijn in de praktijk. Uiteindelijk is het niet de Europese Commissie of de Raad die hiervoor de verantwoordelijkheid en onderzoeksplicht draagt, maar juist de ondernemer – en wel op straffe van de consequenties van een economisch delict als hij daarin een verkeerde keuze maakt. Zo’n ongeluk ligt soms in een klein hoekje.

De bedoelde keerzijde van het versnelde wetgevingsproces is dat onduidelijkheden, leemtes en fouten die er normaal gesproken tijdens de verschillende totstandkoming rondes van de wetten uitgefilterd worden, nu af en toe terugkomen in de zéér regelmatige wijzigingsverordeningen die, bijvoorbeeld, met betrekking tot Verordening (EU) 2014/833 worden uitgebracht. Dit kan het voor de ondernemer moeilijk maken om een verantwoorde weg te vinden door het sanctiestelsel. 

Onduidelijkheden?

Een voor de IT-ondernemer relevant voorbeeld van zo’n onduidelijkheid is te vinden in het sinds oktober 2022 geldende verbod op de levering “direct of indirect” van, onder andere, “IT-adviesdiensten” aan Russische entiteiten.1  “Indirecte” levering is een abstract begrip en kan veel omvatten. Het duiden van de grenzen hiervan en invullen van de bijkomende onderzoeksplicht van de ondernemer in dit kader is voor een ervaren jurist al een flinke uitdaging – laat staan voor de ondernemer. Daarbij komt dat de uitzonderingen op dit verbod weinig duidelijk geformuleerd zijn. Zo beschrijft het betreffende artikel een uitzondering voor Russische entiteiten die “eigendom zijn van of onder uitsluitende of gezamenlijke zeggenschap staan van“ een entiteit in een Europese lidstaat, maar verschaft het geen duidelijkheid over de situatie waarin er hoger in de organisatiestructuur van die Europese entiteit ook weer Russische partijen voorkomen.

Een andere onduidelijkheid betreft het verbod op levering (direct of indirect) van dual-use goederen en technologie.2  We hebben gezien dat een goed of technologie ‘dual-use’ kan zijn opgenomen in Bijlage I van Verordening (EU) 2021/821. Er bestaan echter ook ‘catch-all clauses’ die een dual-use aard toekennen aan goederen en technologieën die juist niet in de Bijlage voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de eind 2021 toegevoegde ‘catch-all clause’ voor cybersurveillance (welke voor IT-leveranciers natuurlijk zeer relevant kan zijn). Verwarring ontstaat hier doordat de sanctieverordening Verordening (EU) 2014/833 ‘dual-use’ juist weer uitsluitend definieert als goederen en technologieën die op Bijlage I van Verordening (EU) 2021/821 terugkomen. IT-leveranciers van producten en diensten die potentieel onder de cybersurveillance ‘catch-all clause’ vallen weten hierdoor niet waar ze aan toe zijn.

Wat nu?

Zoals aangegeven is er een verklaarbare reden voor de onduidelijkheden in het sanctiestelsel. Dat maakt het navigeren van dit stelsel voor de ondernemer niet prettiger of gemakkelijker. Helaas lijkt het erop dat we het er simpelweg mee hebben te doen.

Gezien de vergaande onderzoeksplichten, alsmede de gevolgen van het overtreden van export- en sanctiewetgeving (je begaat dan een economisch delict), is het belangrijk om bij twijfel direct advies in te winnen. Heeft u twijfel? Neem dan contact met ons op, wij helpen u graag. 

1 Artikel 5 quindecies Verordening (EU) 2014/833
2 Artikel 5 Verordening (EU) 2021/821
Terug naar overzicht