Afgelopen week heeft de Eerste Kamer zich gebogen over de nieuwe wet koop op afstand. Verschillende partijen hebben kritische vragen aan de regering gesteld met betrekking tot het streamen en downloaden. Deze vragen zijn gesteld naar aanleiding van een brief van NVPI, de brancheorganisatie van de entertainmentindustrie. De organisatie en ook de Eerste Kamer zetten hun vraagtekens bij het feit dat de nieuwe regels met betrekking tot koop op afstand ook op het streamen en downloaden van toepassing verklaard worden.
De Europese richtlijn stelt dat digitale inhoud die niet op een materiële drager wordt geleverd, zoals streaming, geen verkoop- of dienstenovereenkomst is. Echter, stelt de richtlijn dat de bepalingen met betrekking tot herroepingsrecht wel van toepassing zijn. Experts hebben eerder hun zorgen geuit over deze ontwikkeling.
In tegenstelling tot de richtlijn kan er uit het Nederlandse wetsvoorstel geconcludeerd worden dat streamen of downloaden wel als consumentenkoop aangemerkt kan worden. De Eerste Kamer vraagt zich af waarom hier voor gekozen is. Waarom is de regering afgeweken van de richtlijn?
Interessante vragen, de richtlijn schrijft namelijk voor dat de bepalingen uit de richtlijn overgenomen moeten worden in de Nederlandse wet zonder dat Nederland daar grote wijzigingen in aan mag brengen.
Problemen
Maar wat heeft dit voor gevolgen? De richtlijn stelt dan wel dat streamen en downloaden geen koopovereenkomst is, maar de richtlijn stelt ook dat het herroepingsrecht en enkele informatieplichten wel toepassing zijn. Dit om de consument te beschermen. Nu streamen en downloaden in Nederland echter als koopovereenkomst aangemerkt kunnen worden zijn er meer regels van toepassing. Regels die voor veel onduidelijkheid zorgen.
Bij een koopovereenkomst is de verkoper namelijk verplicht tot levering en eigendomsoverdracht van het gekochte. Onduidelijk, want juridisch gezien gebeurt dat juist niet bij streamen en downloaden. De verkoper, of rechthebbende blijft eigenaar en draagt niets over. Hij geeft de gebruiker slechts het recht om zijn muziek te luisteren, of zijn film te kijken.
Een ander probleem doet zich voor met betrekking tot garantie. Bij een ‘normale’ consumentenkoop kan de consument binnen zes maanden na aankoop een beroep doen op garantie en is het aan de verkoper om te bewijzen dat het niet aan het product, maar aan de consument ligt. Als de internetverbinding van de consument hapert kan hij met een beroep op garantie naar de verkoper stappen. De verkoper moet vervolgens aantonen dat het aan de verbinding van de consument ligt. Jeloschek en onze oud collega Van Druenen wijzen hier terecht op in hun artikel, dat ook door de Eerste Kamer aangehaald wordt.
Deze en enkele andere voorbeelden zijn voor de NVPI en de Eerste Kamer voldoende reden om kritische vragen te stellen aan de regering. De Eerste Kamer heeft de regering gevraagd binnen vier weken een antwoord te formuleren.
Meld je nu aan voor één van de nieuwsbrieven van ICTRecht en blijf op de hoogte van onderwerpen zoals AI, contracteren, informatiebeveiliging, e-commerce, privacy, zorg & ICT en overheid.