Home / Nieuws & Blogs / De Wet Van Dam: ook voor domeinnamen?

De Wet Van Dam: ook voor domeinnamen?

| 29 februari 2012

Per 1 december 2011 is de Wet Van Dam van kracht. Kort gezegd bepaald deze wet dat het stilzwijgend verlengen van contracten met consumenten alléén nog mag wanneer deze na de stilzwijgende verlenging elke maand op mogen zeggen. Dit opzegrecht kan niet met contractuele afspraken (of boetes) worden tegengegaan. Wat betekent dit nu voor domeinnamen? En meer precies, waar staat een registrar of hostingpartij die zich geconfronteerd ziet met een opzegging door een consumentklant?

Abonnementenwet voor dienstverlening

De Wet Van Dam, ook wel de Abonnementenwet geheten, heeft als hoofdregel dat een stilzwijgende verlenging van een consumentenovereenkomst ertoe leidt dat de overeenkomst op elk moment opzegbaar wordt, en wel met maximaal een maand vooraankondiging (opzegtermijn). Deze regel geldt voor vrijwel alle vormen van dienstverlening, wanneer daarbij sprake is van stilzwijgende verlenging. De enige echte uitzonderingen zijn het lidmaatschap van verenigingen en het huren van zaken (zoals huizen, garageboxen of auto’s). Meer hierover in onze factsheet.

Veel hostingbedrijven en registrars vragen zich af wat dat betekent voor domeinnamen. Een domeinnaam registreren en actief houden is immers ook een vorm van dienstverlening, en wanneer een consument deze afneemt zou hij na het eerste jaar per maand op kunnen zeggen. En dat botst met de regels van veel registries, die schrijven voor dat er alleen per jaar (of soms twee jaar) verlengd kan worden.

Dienstverlening door wie?

De eerste vraag is met wie de consument een overeenkomst sluit. Bij het registreren van een domeinnaam sluit de consument twee overeenkomsten: een met SIDN (of andere registry) voor het registreren (vastleggen) van de domeinnaam en het actief in DNS houden daarvan, en een met de registrar voor bepaalde diensten.

Dienstverlening door registry

Een persoon of bedrijf (‘houder’) die een domeinnaam wenst te gebruiken, moet daartoe een overeenkomst sluiten met een registry, zoals SIDN. Dit gebeurt echter niet direct bij SIDN maar bij een tussenpersoon, de registrar. De registrar faciliteert als agent de contractsluiting en is verplicht daarbij de algemene voorwaarden van de registry van toepassing te verklaren.

De algemene voorwaarden die SIDN bij haar overeenkomst hanteert, bepalen in artikel 15.1 dat het abonnement een onbepaalde looptijd heeft. Er is geen opzegtermijn, SIDN zal (art. 15.3) zo snel mogelijk na opzegging het abonnement en de dienstverlening stopzetten. Omdat de domeinnaamhouder niets betaalt aan SIDN, hoeft SIDN ook niets terug te betalen. Deze opzegregeling voldoet aan de eisen die de Wet Van Dam stelt. De SIDN hoeft dus haar voorwaarden niet aan te passen.

Buitenlandse registries (zoals Verisign of DNS.be) hanteren over het algemeen stilzwijgende verlenging van een jaar, en soms zelfs meer dan dat. Dit is dus in strijd met de Nederlandse wet, maar de vraag is of deze partijen hun praktijk willen aanpassen op deze wet. Dit nog afgezien van de fundamentelere vraag of op deze overeenkomsten de Nederlandse wet überhaupt van toepassing is.

Dienstverlening door registrar

De registrar laat de houder de benodigde informatie verschaffen en akkoord gaan met de juiste voorwaarden, waarna de registry zorgt dat de domeinnaam in een nameserver en de database van de registry zelf beschikbaar is. De registrar verwerkt eventuele mutaties van de houder en zorgt dat deze bij de registry terechtkomen.

Daarnaast zal de registrar extra diensten leveren omtrent onderhoud van de domeinnaam. Denk aan het aanmaken en in de DNS actief houden van subdomeinen, het wijzigen van IP-adressen of het toevoegen van extra records voor bijvoorbeeld mailservers. Deze worden verricht via systemen (nameservers) onder beheer van de registrar.

Als de registrar tevens hosting van een website of andere dienst levert, dan zal deze dienst gekoppeld moeten worden aan de domeinnaam. Bij een website zal de webserver moeten weten welke domeinnaam bij welke site hoort, zodat de juiste inhoud kan worden geleverd. De webserver moet dus worden geconfigureerd met de domeinnaam. Ook bij andere diensten (zoals mail) geldt dat een server moet worden geconfigureerd om te zorgen dat deze werkt. De overeenkomsten voor deze diensten (domeinnaamonderhoud en configuratie/levering van andere diensten) staan formeel los van de overeenkomst tussen de houder en de registry.

Wanneer op deze dienstverlening de Wet Van Dam geldt, mag deze na stilzwijgende verlenging mag deze dus elke maand worden opgezegd. Dat roept de vraag op hoe deze dienstverlening te kwalificeren is.

Wat voor dienstverlening?

De Wet Van Dam geldt voor alle overeenkomsten voor “het geregeld doen van verrichtingen” zoals de wet dat noemt – het leveren van diensten dus. Alleen voor enkele specifieke uitzonderingen, zoals lidmaatschap van verenigingen of huren van zaken, geldt deze wet niet. Er is geen expliciete uitzondering waar het registreren en in gebruik hebben van domeinnamen onder valt.

Huren van een domeinnaam

De definitie van ‘huren’ vereist dat men een zaak of deel daarvan in gebruik geeft. Een domeinnaam is geen ‘zaak’, geen fysiek object, en valt daarmee buiten deze definitie. Echter, de wet bepaalt dat ook vermogensrechten kunnen worden verhuurd. Of een domeinnaam een vermogensrecht is, is al sinds eind jaren negentig onderwerp van heftig debat onder juristen. Eén uitspraak (Gerechtshof 's-Hertogenbosch in 2007, LJN AZ6522) lijkt erop te wijzen dat een domeinnaam onder deze definitie valt. De heersende leer in de juridische literatuur is echter dat dit niet het geval zou zijn (zie het juridische artikel De vermogensrechtelijke status van het recht op de domeinnaam).

Verdedigbaar – maar nog nooit getest – is dat een domeinnaam in feite gehuurd wordt. Daarmee zou de Wet Van Dam niet gelden voor domeinnaamhuur. Echter, de huurovereenkomst wordt dan met de SIDN gesloten aangezien deze dan de verhuurder is. Voor de hostingpartij maakt dit dus niet uit.

Periodiek leveren door registrars

Bij een éénmalige bemiddelingsdienst geldt de Wet Van Dam ook niet. Een dergelijke dienst kan dan ook niet worden ‘opgezegd’ op grond van deze wet.

In de praktijk wordt bij domeinnamen vaak gesproken van een ‘abonnement’ (al dan niet samen met hosting). SIDN hanteert deze terminologie ook in haar algemene voorwaarden voor domeinnaamhouders (voorbeeld: “De aanvraag van een abonnement bij SIDN verloopt via een registrar”). Veel registrars en hostingpartijen nemen deze terminologie over.

Een ‘abonnement’ impliceert periodieke dienstverlening, maar de vraag is of daarvan echt sprake is bij de dienstverlening door een registrar. Veel van zijn dienstverlening is terug te brengen tot een éénmalige handeling: het bemiddelen bij het sluiten van de overeenkomst tussen de houder en SIDN en het technisch aan de praat krijgen van de domeinnaam (koppelen aan site, mailserver configureren etc) binnen het kader van een direct met de houder afgesloten overeenkomst voor dienstverlening.

De bemiddelings- en configuratiedienst kan ook als periodieke dienst worden gezien, bijvoorbeeld omdat men continu beschikbaar moet zijn om wijzigingen uit te voeren. De dienst van het beheren is natuurlijk altijd periodiek, want de domeinnaam moet de gehele contractstermijn werken. In dat geval mag men natuurlijk ook periodiek vergoedingen vragen. Echter, dan geldt bij stilzwijgende verlenging wél de Wet Van Dam en mag de consument na deze verlenging op elk moment opzeggen. Vergoedingen voor nog niet geleverde diensten moeten dan worden terugbetaald.

Wat te doen?

Hostingpartijen die hopen aan de Wet Van Dam te kunnen ontkomen, moet ik teleurstellen. Het uitdrukkelijke doel van de Wet Van Dam is te verhinderen dat consumenten stilzwijgend steeds per jaar aan dingen vast zitten. De wet ziet daarbij de sportschool en de domeinnaam als hetzelfde. Iedere oplossing die ook door een sportschool kan worden gehanteerd om klanten steeds een jaar vast te houden (en te factureren), zal dus door de rechter niet worden geaccepteerd bij de domeinnaam.

De bedoeling van Van Dam is dat men óf accepteert dat contracten per maand opzegbaar zijn na het eerste jaar, óf dat men alleen nog expliciete verlengingen toestaat. Bij dat laatste moet de consument dus echt iets doen, en dan kan hij meteen beslissen of een jaar nog gewenst is of niet.

Er zijn enkele constructies mogelijk, maar deze hebben vérgaande implicaties.

Niet leveren aan consumenten

De Wet Van Dam geldt alleen voor consumenten. Bedrijven vallen hier niet onder en zijn dus gebonden aan de gewone regels uit de algemene voorwaarden van de leverancier.

Een optie is dus dat een bedrijf weigert om nog langer consumenten als klant te aanvaarden. Dit vereist een actieve controle bij het inschrijven. Men kan bijvoorbeeld om opgaaf van een KVK- of BTW-nummer vragen, of een vinkje laten zetten bij “Ik verklaar te handelen namens de hierboven genoemde bedrijf of instelling”. Een partij die achteraf dan stelt consument te zijn, kan dan zeer moeilijk nog de consumentenbescherming inroepen. Zeker wanneer de algemene voorwaarden ook nog eens bepalen dat consumenten geen klant mogen worden.

Via ‘reflexwerking’ kan de rechter soms bepalen dat een kleine onderneming dezelfde wettelijke rechten krijgt als een consument. Dit is echter bepaald geen vaste regel. Het komt mij voor dat bij een domeinnaam reflexwerking niet snel zal worden toegewezen. Daarvoor moet immers sprake zijn van een overeenkomst die zó ver van de normale bedrijfsvoering van de kleine onderneming ligt, dat het niet meer redelijk is om hem nog als bedrijf te behandelen. Een website en domeinnaam lijken mij in het algemeen niet zodanig ver te liggen.

Niet meer stilzwijgend verlengen

De Wet Van Dam geldt wanneer een overeenkomst stilzwijgend wordt verlengd. Bij een actieve verlenging – waarbij de consument expliciet vooraf meldt te willen verlengen – geldt de wet dus niet.

Een optie is daarmee dat de registrar bij consumentklanten géén stilzwijgende voortzetting aanbiedt. Na het contractsjaar komt de domeinnaam dan te vervallen, tenzij de consument actief aangeeft de domeinnaam voor weer een jaar voort te zetten. De registrar zal zijn consumentklanten daarover actief moeten informeren, aangezien de algemene verwachting is dat er wél stilzwijgend verlengd wordt. Er moet dus in hele grote letters bij registratie worden vermeld dat een domeinnaam vervalt, en ook diverse mails en andere communicatie of men echt niet wil verlengen, zullen nodig zijn.

Van stilzwijgen is sprake zodra de verlenging voortgezet wordt tenzij de consument actief bezwaar maakt. Het maakt dus niet uit hoe dit wordt genoemd; termen als “auto-renew” of “bescherm uw domeinnaam” of “zorgenvrij DNS” leveren nog steeds een stilzwijgende verlenging op. Enkel en alleen als de domeinnaam vervalt als de consument niets doet, en voortzetting pas bij wél iets doen gebeurt, is sprake van een actieve verlenging.

Vragen om een nieuw contract

Wanneer de consument expliciet gevraagd wordt of hij het contract voort wil zeggen, is geen sprake van stilzwijgende verlenging. De consument kiest dan immers expliciet voor de voortzetting. Bij het antwoord ‘nee’ of bij geen reactie op het voorstel zal de overeenkomst echter moeten eindigen en niet worden voortgezet. Er moet echt een expliciete handeling zijn die neerkomt op “ja, ik wil’.

Een bedrijf kan bijvoorbeeld de consument per e-mail een aanbod doen voor een nieuw contract. Ook kan men de consument vragen een vinkje te zetten in een klantenpanel of klantaccountpagina. Telefonisch vragen of de consument “door wil met het contract” kan ook, maar kan tot bewijsproblemen leiden als het gesprek niet wordt opgenomen. (Dat gesprek opnemen is overigens legaal, mits men dat meldt.)

Het betaald krijgen van een factuur is echter géén bewijs dat de consument actief door wil. Een factuur wordt over het algemeen pas betaald nadat de overeenkomst is voortgezet, zodat deze handeling te laat is om nog als akkoord te gelden. Tevens wordt een factuur meestal gezien als iets dat “moet”, zodat nauwelijks nog van een “ja, ik wilgesproken kan worden. Wanneer de factuur ruim voor de opzegtermijn wordt verzonden én duidelijk is dat betaling niet verplicht is, dan zou betaling kunnen worden gezien als bewijs van gewenste voortzetting.

Dit is echter wel lastig beheersbaar, omdat de betalingstermijn nu al snel drie tot vier maanden zal worden én men de factuur niet ter incasso mag geven. Immers, incasso kan pas als er een geldig contract is. Daarmee wordt dus erkend dat er stilzwijgend verlengd is.

Dienstverlening herclassificeren

Zoals hierboven besproken geldt de Wet Van Dam niet bij eenmalige diensten. Een oplossing is dan ook om deze handelingen expliciet te presenteren als eenmalige dienst en de bijbehorende kosten als “administratiekosten” of “bemiddelingskosten” aan te merken. Daarmee zijn deze kosten niet terug te vorderen bij een stilzwijgende verlenging, aangezien de verlenging van het (hosting- of vergelijkbaar) contract losstaat van de domeinnaam.

Wel acht ik deze oplossing enigszins kunstmatig, zeker als een registrar zou volstaan met alléén de term “jaarlijkse abonnementskosten” te vervangen door “jaarlijkse administratiekosten”. Een dergelijke handelwijze kan goed door de rechter als truc worden opgevat omdat het overkomt als poging om een dienst anders te noemen om zo een wettelijke beperking te omzeilen. Immers, dat kan de sportschool ook: het sporten is gratis voor bezoekers, mits men een toegangpas heeft, en dat pasje kost 300 euro administratiekosten per jaar. Daar trapt de rechter écht niet in. Ik acht de kans dus groot dat de rechter deze constructie niet zal accepteren.

Daarbij speelt verder nog het probleem dat na de eerste bemiddeling er eigenlijk geen vervolghandelingen aan te wijzen zijn die kunnen worden gebruikt als grond om nieuwe administratiekosten in rekening te brengen. Men zou dus alleen de allereerste aanvraag (of verhuizing) van een domeinnaam kunnen aangrijpen om administratiekosten in rekening te brengen, maar daarna kunnen er geen nieuwe administratiekosten worden gerekend – er is geen nieuwe handeling die deze kosten rechtvaardigt.

De conclusie lijkt me dan ook onvermijdelijk dat wel degelijk sprake is van periodieke dienstverlening. De registrar moet immers op elk moment (op verzoek van de houder) de domeinnaamgegevens wijzigen, bv. een subdomein toevoegen, een mailserver anders instellen, een adreswijziging doorgeven aan de registry of andere diensten uitvoeren in verband met de domeinnaam. Daarvoor mag dan periodiek een vergoeding worden gevraagd, en dat kan ook prima vooraf. Alleen geldt dan wél de Wet Van Dam.

De wet accepteren

Het klinkt misschien flauw, maar een optie is natuurlijk ook gewoon voor lief nemen dat deze wet bestaat en dat consumentklanten mogen opzeggen na een stilzwijgende verlenging. Men kan zich immers afvragen hoe vaak het probleem zich nu daadwerkelijk zou voordoen. Een website en domeinnaam afnemen is in de praktijk toch iets anders dan de sportschool lijkt me. Maar wil een consumentklant toch van zijn verlengde contract af, dan is dat het bedrijfsrisico van de registrar.

Een registrar die zich wil indekken tegen het probleem, kan dit bedrijfsrisico verdisconteren in de prijs. Registrars die het risico als verwaarloosbaar inschatten, kunnen daarmee de concurrentie aangaan op prijs. Een prijsstijging bij sommige registrars is dus te verwachten, maar ik verwacht óók registrars die juist op hun prijzen blijven zitten. Ik ben benieuwd hoe dit gaat uitpakken!

Dit artikel kwam tot stand in opdracht van de Vereniging van Registrars, www.verenigingvanregistrars.nl.